7 Configuratieniveau 1
Aanduidingseind
Meetbereikbegin
Meetbereikeinde
Filtertijdconstante
Klantspecifieke na-
kalibratie
Beginwaarde
Eindwaarde
Klantspecifieke
nakalibratie
46
KONFIG 1
Parameter
ANZ-ENDE
MB-ANFG
MB-ENDE
FILTER
NACHKAL
ANF.WERT
ENDWERT
Via de analoge ingang van de regelaar wordt uit een signaal d.m.v. elektroni-
sche verwerking (omvorming, linearisering ...) een meetwaarde ontwikkelt.
Deze metwaarde gaat in op de berekeningen van de regelaar en kan op de
aanduiding afgebeeld worden (meetwaarde = aanduidingswaarde).
Indien nodig kan deze vaste indeling beïnvloed worden, d.w.z. kan de situatie
EINGÄNGE
Waarde/selectie Omschrijving
100.
-1999...100...+9999 digit
Bij meetwaardegevers met een-
heidssignaal en bij weerstandspo-
tentiometers wordt het fysische sig-
naal in een aanduidingswaarde ge-
plaatst;
Bijv.: 0 ... 20mA
Het bereik van de fysische signalen
kan met 20 % onder- of overschre-
den worden, zonder dat het alarm
uitgaat.
-1999.
-1999...+9999 digit
9999.
-1999...+9999 digit
Het meetbereik van de meetwaarde-
gever kan ter bewaking worden be-
perkt. Een onder- of overschrijving
van de grenzen (meetbereikbegin, -
einde) heeft een alarm tot gevolg.
Bijv.:
Pt100 (meetbereik: -200 ... +850°C)
Bij temperaturen buiten een bereik
van 15 ... 200°C zal een alarmmel-
ding worden uitgegeven.
→ Meetbereikbegin: 15
0.6
0...0,6...100 sec.
Voor toepassing van de digitale in-
gangsfilters (0 sec. = filter uit)
indien filtertijdconstante groot is:
- hoge tempering van stoorsignalen
- langzame reactie van de gemeten
waarde-aanduiding op wijzigingen
van de gemeten waarde
- kleine grensfrequentie
(laagdoorlaatfilter 2e orde)
0.
-1999...0...+9999 digit
1.
-1999...1...+9999 digit
(verklaring zie hieronder)
fabrieksmatige toegangscode: 0004
Fabrieksmatige instellingen zijn vet afgebeeld.
ANALOG 1
0 ... 1500°C.
Meetbereikeinde: 200