7 Configuratieniveau 1
Linearisering
44
KONFIG 1
Parameter
H
De selectie van de meetwaardegever is afhankelijk van de hardeware-
configuratie van de analoge ingang. -10/0/2...10V wordt alleen bij
overeenkomstige configuratie afgebeeld.
v Hoofdstuk 9.9
LINTAB
EINGÄNGE
Waarde/selectie Omschrijving
LINEAR
lineair
PT100
Pt 100
PT1000
Pt 1000
PT500
Pt 500
PT50
Pt 50
CU50
Cu 50
KTY (1k Ω bij 25°C)*
KTY
PTK9
Pt K9
NI100
Ni 100
TE TYP J
Fe-CuNi Typ „J"
TE TYP E
NiCr-CuNi Typ „E"
TE TYP K
NiCr-Ni„K"
TE TYP N
NiCrSi-NiSi„N"
TE TYP T
Cu-CuNi„T"
TE TYP B
Pt30Rh-Pt6Rh„B"
TE TYP R
Pt13Rh-Pt„R"
TE TYP S
Pt10Rh-Pt„S"
TE TYP U
Cu-CuNi„U"
TE TYP L
Fe-CuNi„L"
KUND LIN
klantspecifieke lineairisering
W5RE W26
W5Re-W26Re
W3RE W25
W3Re-W25Re
W3RE W26
W3Re-W26Re
* Bij andere types zie setup-
programma (uitgebreide configura-
tie)
Voor klantspecifieke linearisering zijn
max. 20 bochten mogelijk (alleen
met het setup-programma).
Fabrieksmatige instellingen zijn vet afgebeeld.
ANALOG 1