Gevorderd (Opnamen maken)
[PANNING]
MENU
Op [
] drukken om het [SCÈNE MODE]
SET
menu af te beelden en de scènefunctie te
kiezen. (P68)
Als u de camera beweegt om een voorwerp
te volgen in één richting, zoals bijvoorbeeld
een renner of een auto, wordt de
achtergrond onscherp en blijft de camera
scherpgesteld op het object. Dit effect heet
"panning". Met deze functie kunt u dit effect
gemakkelijker bereiken.
∫ Panningtechnieken
Om goede opnamen met panning te
maken, dient u de camera in een
horizontaal vlak te bewegen als u een
opname maakt.
1 Beweeg de camera zachtjes als u het
object volgt in de Viewfinder.
2 Druk op de opspanknop terwijl u de
camera beweegt.
3 Beweeg de camera continu.
• Wij raden het volgende aan:
– Als u de Viewfinder gebruikt. (P42)
– Als u een snel bewegend object kiest.
– Als u prefocust. (P67)
– Gebruik deze functie met de
burstfunctie. (P57) (U kunt gewoon de
beste opnamen kiezen uit alle opnamen
die u hebt gemaakt.)
• De sluitertijd wordt in de panningfunctie
langzamer om het panningeffect te
bereiken. Een gevolg daarvan is dat de
opname soms te veel bewogen is.
• De panningfunctie werkt niet goed in de
volgende situaties.
– Op erg heldere zomerdagen. Wij raden
aan in dit geval een ND-filter
(DMW-LND52; optioneel) te gebruiken.
(P125)
– Als de sluitertijd op sneller dan
1/100t staat.
70
VQT1B33
– Als u de camera te traag beweegt omdat
het object niet snel beweegt. (De
achtergrond wordt in dit geval niet
onscherp genoeg).
• U kunt de stabilisatorfunctie niet instellen
op [MODE2]. Als u deze instelt op
[MODE1] kunt u alleen verticale
golfbanden compenseren in de
panningfunctie.
• De instellingen voor de AF-lamp en
continu-AF zijn uitgeschakeld.
• U kunt de witbalans niet instellen.
[NACHTPORTRET]
MENU
Op [
] drukken om het [SCÈNE MODE]
SET
menu af te beelden en de scènefunctie te
kiezen. (P68)
Hiermee kunt u opnamen maken van een
persoon en de achtergrond met een zo
goed als levensechte helderheid.
∫ Technieken voor nachtportretten
• De flits gebruiken.
• Aangezien de sluitertijd langzamer wordt,
raden we het gebruik van een statief en
de zelfontspanner (P52) aan om opnamen
te maken.
• Het object gedurende ongeveer
1 seconde stil laten staan nadat u de
opname gemaakt hebt.
• We raden aan het zoomhendeltje op
Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m
van het object af te staan wanneer u een
opnameopname maakt.
• Het focusbereik is 1,2 m tot 5 m. (Lees
P49 voor het beschikbare flitsbereik om
opnamen te maken.)
• Sluit de flits als u deze niet gebruikt.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max.
ongeveer 1 sec.) nadat u de opname hebt
gemaakt voor de signaalverwerking. Dit is
geen storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u
opnamen maakt op donkere plekken.
• Wanneer u de flits gebruikt, wordt de
langzame synch./Rode-ogenreductie
[
] gekozen en wordt de flits telkens
geactiveerd.
• De instelling voor continu-AF is
uitgeschakeld.
• U kunt de witbalans niet instellen.