Overige
∫ Opnemen
1: Heet beeld kan niet opgenomen
worden.
• Is de functieknop correct ingesteld?
• Is er nog ruimte over in het ingebouwde
geheugen of op de kaart?
– Voordat u opneemt, enkele opnamen
uitwissen. (P41)
2: Het opgenomen beeld is witachtig.
De lens is vuil.
• Het beeld kan witachtig worden als er
vuil, bijv. vingerafdrukken, op de lens
zit. Als de lens vuil is, zet u de camera
uit, u trekt de lenscilinder uit (P11) en
wrijft de lens voorzichtig schoon met
een droge doek.
3: De opname is te licht of te donker.
• Controleer de instelling van de
belichtingscompensatie. (P53)
4: Er worden 2 of 3 beelden worden één
voor één gnomen.
• Is de auto bracket (P55) of de
burstfunctie ingesteld? (P57)
• Als de zelfontspanner is ingesteld op
[10 S/3BEELDEN]? (P52)
5: Het object is niet goed scherp.
• Het focusbereik varieert afhankelijk van
de opnamefunctie.
De functieknop gebruiken om de juiste
functie in te stellen voor de afstand tot
het object.
• Is het object uit het focusbereik? (P31,
60)
• Hebt u een opname met beweging
gemaakt?
6: Het opgenomen beeld is wazig. De
beeldstabilisator werkt niet.
• De sluitertijd zal langzamer worden en
de functie optische beeldstabilisator
kan niet goed werken wanneer er
opnamen gemaakt worden vooral op
donkere plekken. In dit geval raden we
aan het toestel stevig vast te houden
met beide handen wanneer u opnamen
maakt. (P30) Wij raden aan een statief
te gebruiken en een zelfontspanner
(P52) als u opnamen maakt met een
lage sluitertijd.
134
VQT1B33
7: Het opgenomen beeld ziet er ruw uit.
Er verschijnt ruis op het beeld.
• Is de ISO-gevoeligheid hoog of de
sluitertijd langzaam?
(De ISO-gevoeligheid is ingesteld op
[AUTO] wanneer het toestel vervoerd
wordt. Daarom neemt de
ISO-gevoeligheid toe als u binnenshuis
opnamen maakt enz.)
– De ISO-gevoeligheid verminderen.
(P85)
– Stel [RUISREDUCTIE] in [FOTO
INST.] op [HIGH] of stel elk onderdeel
behalve [RUISREDUCTIE] in op
[LOW]. (P92)
– Beelden op heldere plekken maken.
• In [H. GEVOELIGH.] (P73) in de
scènefunctie wordt de resolutie van een
opname iets minder door de hoge
gevoeligheid.
Dit is geen storing.
8: De helderheid of de kleuren van de
opname kunnen verschillen van wat u
echt ziet.
• Als u opneemt in fluorlicht kunnen
helderheid en kleuren lichtjes wijzigen
als de sluitertijd korter wordt. Dit wordt
veroorzaakt door het fluorlicht en is
geen storing van het toestel.
9: Een rode verticale lijn verschijnt op
de LCD-monitor als u de ontspanknop
half indrukt of als u bewegende
beelden opneemt.
• Dit effect heet "smear".
Het is kenmerkend
voor CCD en treedt op
als een voorwerp een
zeer helder gedeelte
heeft. Er kunnen ook
zwarte of groene lijnen verschijnen of
zelfs verschillende kleuren rondom de
smear. Dit is echter geen storing. Het
treedt op in bewegende beelden, niet in
stilstaande.