• In de tele-macrofunctie is de diepte
nauwer en kan de camera gemakkelijker
bewegen dan anders. Wij raden dus aan
om als u geen statief kunt gebruiken,
opnamen temaken met een helderheid die
overeenstemt met een openingswaarde
van F4.0 of een hoger cijfer en een
sluitertijd van 1/125 tiende van een
seconde of sneller om diepte in het beeld
te behouden en de stabilisatorfunctie te
gebruiken.
• Als de afstand tussen het toestel en het
object buiten het focusbereik van het
toestel ligt, zou het beeld niet op de juiste
manier scherpgesteld kunnen worden
zelfs als de focusaanduiding brandt.
• De AF-macrofunctie geeft voorrang aan
elk object dat zich dicht bij de camera
bevindt. Als dus de afstand tussen de
camera en het object meer dan 1 m
bedraagt, duurt het langer om scherp te
stellen met de AE-programmafunctie [ ].
• Het beschikbare flitsbereik is ongeveer
30 cm tot 6 m (Breed). (Wanneer de
ISO-gevoeligheid ingesteld is op [AUTO].)
Wij raden aan de flits op Gedwongen OFF
te zetten [
] als u van heel dicht bij
opnamen maakt.
• Als u scherpstelt op een object op 2 m of
minder afstand met de tele-macrofunctie,
met de optische-zoomuitvergroting
ingesteld op 12k en u verzet de
zoomhendel om de
optische-zoomuitvergroting op 11k of
minder te zetten, is het object niet meer
scherpgesteld.
• Wanneer u opnamen maakt in een dicht
bereik in macrofunctie, kan de resolutie
van de buitenkant van het beeld enigszins
afnemen. Dit is geen storing.
Gevorderd (Opnamen maken)
VQT1B33
61