10.2.2 Sifonbeker reinigen
1.
Demonteer de voormantel. (→ Pagina 13)
2.
Til de condenssifon uit de houder.
3.
Schroef de sifonbeker (1) los.
4.
Leeg en reinig de sifonbeker.
5.
Vul de sifonbeker met water.
6.
Schroef de sifonbeker stevig vast.
10.2.3 Oliefilter reinigen
Aanwijzing
De reiniging van het oliefilter is alleen nodig als
door vervuiling de werking van de automatische
stookolieontluchter met filter gestoord is.
1.
Sluit de olietoevoer aan het ventiel van de automatische
stookolieontluchter met filter af.
2.
Zorg ervoor dat evt. uit de pomp lekkende olie opgevan-
gen en gebonden wordt.
0020129679_03 icoVIT exclusiv Installatie- en onderhoudshandleiding
Inspectie en onderhoud 10
1
N C
+
-
P
1
3.
Draai de sluitschroef (2) los.
4.
Haal het oliefilter (1) eruit.
5.
Reinig het oliefilter (1).
6.
Plaats het oliefilter.
7.
Schroef de sluitschroef erin.
8.
Voer evt. gelekte olie af.
10.2.4 Verbrandingskamer en spiraalbuizen
reinigen
1.
Draai de vijf moeren los om de branderflens eraf te ha-
len.
2.
Draai de branderflens met de klok mee en haal hem
eraf.
3.
Controleer de afdichtkoord op beschadiging en slijtage
en vervang de afdichtkoord eventueel.
4.
Neem de condensafvoerborstel. Deze bevindt zich in
het onderste gedeelte van de mantel.
5.
Verwijder de stootplaat met de haak van de bijge-
voegde condensafvoerborstel.
6.
Maak de stootplaat schoon.
7.
Reinig de verbrandingskamer met een daarvoor ge-
schikte borstel of vochtig met een doek. Gebruik alge-
meen in de handel verkrijgbaar afwasmiddelen of olie-
toestelreinigers die u het best met een spuitfles aan-
brengt.
8.
Spuit de spiraalbuizen in het bovenste gedeelte met de
reiniger in en spoel met water na.
9.
Bij sterke vervuiling van de CV-ketel/de spiraalbuizen
(bijv. na sterke roetontwikkeling bij een branderstoring)
kunt u de spiraalbuizen met de als toebehoren verkrijg-
bare reinigingsset uitspoelen. Neem hierbij de instruc-
ties in de gebruiksaanwijzing van de reinigingsset in
acht.
10. Wacht voor de volgende stappen tot het water volledig
uit de verbrandingskamer afgelopen is.
11. Plaats de stootplaat opnieuw in de verbrandingskamer.
12. Controleer de vlambuis en reinig deze indien nodig.
N O
P
-
P
2
+
V
1
2
31