8
Onderhoud
8.1
Opmerkingen over de veiligheid voor het onderhoud
Het periodieke onderhoud is essentieel voor de goede werking,
de veiligheid, het rendement en de bedrijfsduur van de brander.
Dankzij het onderhoud worden het verbruik en de vervuilende
uitstoten gereduceerd en blijft het product betrouwbaar door de
tijd heen.
De onderhoudswerkzaamheden en het ijken van
de brander moeten uitsluitend door gecertificeerd
en
bevoegd
volgens de uitleg in deze handleiding en conform
GEVAAR
de van kracht zijnde normen en wetsbepalingen.
8.2
Onderhoudsprogramma
8.2.1
Frequentie van het onderhoud
De gasverbrandingsinrichting moet tenminste
eens per jaar gecontroleerd worden door een
technicus van de fabrikant of door een andere
gespecialiseerde technicus.
8.2.2
Controle en reiniging
De bediener dient de uitrusting, nodig voor het
uitvoeren van het onderhoud, te gebruiken.
Verbranding
Analyseer de verbrandingsgassen. Als u een groot verschil
waarneemt t.o.v. een vorige controle, dan vergen deze
elementen extra aandacht bij het onderhoud.
Als de waarden van verbranding, gemeten bij het begin van de
werkzaamheid, niet voldoen aan de van kracht zijnde normen, of
in ieder geval niet de waarden van een goede verbranding zijn,
raadpleeg dan onderstaande tabel en neem indien nodig contact
op met de Technisch Hulpdienst om de nodige regelingen uit te
voeren.
EN 267
CO
max. theoretisch
2
0 % O
2
15,2
Onderhoud
personeel
uitgevoerd
Teveel aan lucht
Max.
Min.
vermogen
vermogen
1,2
1,3
IJking CO
%
2
= 1,2
= 1,3
12,6
11,5
Voordat
u
controlewerkzaamheid uitvoert:
GEVAAR
worden,
GEVAAR
Pomp
De persdruk moet constant blijven op 20 bar.
De onderdruk moet lager zijn dan 0,45 bar.
Er mag geen lawaai zijn.
Haal bij een instabiele druk of een rumoerige pomp de flexibele
leiding los van het lijnfilter en zuig de brandstof aan uit een
reservoir in de buurt van de brander. Op deze manier kunt u
bepalen of de storingen worden veroorzaakt door de
aanzuigleiding of de pomp.
Als de oorzaak bij de pomp ligt, controleer dan of de pompfilter
niet vuil is. Gezien de vacuümmeter boven de filter is
aangesloten, kan deze niet vaststellen of de filter vuil is.
Als de oorzaak bij de aanzuigleiding ligt, controleer dan of de filter
niet vuil is en of er geen lucht binnenkomt in de leiding.
Servomotor
Ontkoppel de nok 2)(Afb. 30 pag. 25) van de servomotor door de
knop 3)(Afb. 31 op pag. 26) in te drukken en naar rechts te
verplaatsen, en controleer handmatig of de rotatie vooruit en
achteruit vloeiend verloopt. Koppel de nok weer vast door de
knop 2) (Afb. 31 op pag. 26) naar links te verplaatsen.
CO
mg/kWu
100
Tab. K
29
NL
een
onderhouds-,
Onderbreek de stroomtoevoer naar de brander
met de hoofdschakelaar van de inrichting.
Sluit de blokkeerkraan van de brandstof.
Wacht totdat de bestanddelen in contact met
warmtebronnen helemaal afgekoeld zijn.
schoonmaak-
of
20166445