Het instrument voldoet ook aan de essentiële vereisten van de
gewijzigde EMC 2014/30/EU Europese richtlijn voor gebruik in
industriële omgevingen.
Het is de verantwoordelijkheid van de eindgebruiker om
ervoor te zorgen dat producten die zijn gecertificeerd als
explosieveilige apparatuur of gebruikt worden in intrinsiek
veilige installaties, MOETEN ZIJN:
a.
geïnstalleerd, in gebruik genomen, gebruikt en
onderhouden conform de Europese en/of nationale
en lokale regelgeving en conform de aanbevelingen
in de relevante normen met betrekking tot potentieel
explosieve atmosferen.
b.
alleen gebruikt worden in situaties die voldoen
aan de certificeringsvoorwaarden in dit document
en na verificatie van hun compatibiliteit met de
beoogde gebruikszone en de toegestane maximale
omgevingstemperatuur.
c.
uitsluitend geïnstalleerd en onderhouden worden
door personeel dat is opgeleid en gecertificeerd
in installatie, inbedrijfstelling en onderhoud
volgens de juiste locatieprocedures voor het
werken met en rond apparatuur, volgens Veilige
werkmethodes.
Onder bepaalde bedrijfsomstandigheden kan het gebruik
van een beschadigd instrument een verslechtering van de
prestaties van het systeem veroorzaken, wat kan leiden tot
persoonlijk letsel of overlijden, schade aan de apparatuur zelf
en/of andere apparatuur, evenals aan de locatie.
Gebruik ter vervanging alleen originele onderdelen van
de oorspronkelijke fabrikant, om te garanderen dat de
producten voldoen aan de bovengenoemde essentiële
veiligheidseisen van de Europese richtlijnen.
Alle acties met betrekking tot installatie, inbedrijfstelling
op locatie en onderhoud moeten worden uitgevoerd
conform de instructies in de ATEX-instructiehandleiding
GEA19100 (400152322).
2.2 FM-/FMc-certificeringen
2.2.1 Algemene vereisten
Niet-naleving van de eisen die in deze
handleiding staan vermeld, kan leiden tot verlies
van mensenlevens of eigendommen.
Alleen gekwalificeerd personeel mag de installatie en
het onderhoud uitvoeren. De classificaties van gebied,
type bescherming, temperatuurklasse, gasgroep en
ingangsbescherming moeten conform de gegevens zijn die op
het label worden vermeld.
Bedrading en leidingen moeten voldoen aan alle lokale en
nationale voorschriften die van toepassing zijn op de installatie.
De bedrading moet geschikt zijn voor minimaal 5 °C boven de
maximale verwachte omgevingstemperatuur.
Goedgekeurde draadafdichtingen tegen de intrede van water
en stof zijn nodig, en NPT-fittingen moeten worden afgedicht
met tape of schroefdraadborgmiddel om een zo goed mogelijke
bescherming te bewerkstelligen.
Auteursrecht 2020 Baker Hughes Company. Alle rechten voorbehouden.
Als het type bescherming afhankelijk is van kabelwartels,
moeten de wartels gecertificeerd zijn voor het type
bescherming dat is vereist.
De metalen behuizing is gemaakt van een standaard gegoten
legering die voornamelijk uit aluminium bestaat. De behuizing
kan ook van roestvrij staal zijn.
Voordat u de 12400 van stroom voorziet:
1. Controleer of de schroeven van de elektronische
afdekking zijn vastgedraaid. Dit handhaaft het
beschermingsniveau tegen binnendringen en de
integriteit van de drukvaste behuizing.
2. Als de installatie intrinsiek veilig is, controleer dan of
de juiste barrières zijn geïnstalleerd en of de bedrading
voldoet aan de lokale en nationale codes voor een
IS-installatie. Installeer nooit een apparaat dat eerder
zonder een intrinsiek veilige barrière is geïnstalleerd in
een intrinsiek veilig systeem.
3. Als de installatie niet-vonkend is, controleer dan of
alle bedrading voldoet aan de plaatselijke en nationale
voorschriften.
4. Controleer of de markeringen op het etiket
overeenkomen met de toepassing.
2.2.2 Vereisten voor drukvastheid
en stofontsteking
De ½" NPT-fittingen moeten minimaal
vijf volledige slagen in de behuizing worden gestoken.
Leidingafdichtingen zijn vereist binnen 18" van de leiding voor
drukvaste installatie.
2.2.3 Vereisten voor intrinsiek veiligheid
De bedrading moet conform ES-749 (zie Hoofdstuk 2.2.6)
zijn en moet voldoen aan de nationale en lokale normen voor
intrinsieke veiligheid van een installatie.
2.2.4 Beschrijving van explosieveilige en
intrinsieke veiligheidsmarkering
Het label ziet er mogelijk niet precies uit zoals afgebeeld,
maar moet onderstaande informatie bevatten. Aanvullende
informatie die GEEN betrekking heeft op FM-goedkeuring is
toegestaan op het etiket.
Masoneilan 12400 Series Transmitter/Regelaar Instructiehandleiding | 3