5. Beschrijving van de
behuizing
Het doel van dit hoofdstuk is om de verschillende onderdelen
van instrumenten te beschrijven om het gebruik en onderhoud
ervan te vergemakkelijken.
Zie Afbeeldingen 8 t/m 13.
5.1 Elektronicacompartiment
Het elektronicacompartiment aan de voorzijde van het
instrument is toegankelijk door de hoofdklep (281) te
verwijderen. Deze hoofdklep is voorzien van een glas (251) en
drie explosieveilige drukknoppen (260).
Het deksel (281) is volledig op de behuizing geschroefd (2) en
afgedicht met een O-ring (109). Het kan nodig zijn om het
deksel met minder dan een slag los te draaien om het venster
en het lcd-scherm uit te lijnen en om de veiligheidsschroef
(110) te plaatsen. De klep (255) beschermt de drukknoppen.
De sensor S/A (40) en zijn verzegeling (111) zijn vastgezet met
twee schroeven (112), die zich in het bovenste deel van het
elektronicacompartiment bevinden.
De microprocessor, het display en de drie drukknoppen
zijn gemonteerd op het met hars ingegoten elektronische
bord dat de elektronische hoofdmodule vormt (200). Deze
subconstructie wordt in de behuizing gestoken met het display
naar de bovenkant van de behuizing gericht. De subconstructie
wordt gemonteerd met vier schroeven (201).
5.2 Mechanismecompartiment
Het mechanismecompartiment (Afbeeldingen 12 en 13)
aan de achterkant van de behuizing heeft een opening aan
de rechterkant (naar de gebruiker gericht instrument), die
wordt afgesloten door een deksel met schroefdraad (107) en
een pakking (108). Een tweede opening aan de onderkant,
afgesloten door een speciale 3/4" NPT plug (190), geeft
toegang tot het mechanische, flexibele element (59), dat deel
uitmaakt van de balk.
Het mechanisme (50) is volledig in de fabriek gemonteerd
en gekalibreerd voordat het in het mechanismecompartiment
wordt geïnstalleerd. Het scharnierpunt (51) is via twee pennen
(52-53) naar de achterkant van de behuizing gepositioneerd en
met twee schroeven (113) vastgezet.
Twee stelschroeven (114) bevinden zich in getapte gaten in de
zijkant van de behuizing. De gaten worden afgedekt door twee
pluggen (115).
5.3 MTBF
De MTBF (Mean Time Between Failure - de tijd waartussen
geen storing plaatsvindt) van instrumenten uit de 12400-serie
is 55,7 jaar, volgens de MIL-STD-HDBK-217F-specificatie.
5.4 Aansluitcompartiment
Het aansluitcompartiment bevindt zich aan de linkerkant
en wordt afgesloten door een schroefdraaddeksel
(104) met O-ringpakking (105) en vergrendeld door een
veiligheidsschroef (106). Het is uitgerust met een klemmenbord
(90) gemonteerd met een schroef (92).
Om de veiligheidsschroef (106) te monteren, moet het deksel
volledig op de behuizing worden geschroefd en vervolgens met
minder dan een slag worden losgedraaid.
Auteursrecht 2020 Baker Hughes Company. Alle rechten voorbehouden.
GEVAAR
VOOR ELKE HANDELING AAN EEN INSTRUMENT
VAN DE 12400-SERIE MOGEN BEIDE
BESCHERMKAPPEN NIET WORDEN VERWIJDERD
VOORDAT U REF. 19100 (400152322) ATEX-
INSTRUCTIEHANDLEIDING GELEZEN HEEFT.
5.4.1 Elektrisch circuit
Zowel de klemmenstrook als de aardklem bevinden zich in
het aansluitcompartiment (Afbeeldingen 8 en 9). Aansluitingen
worden gemaakt met vier klemmenblokken met platte
handgreep (90) of een klemmenbordconnector (90A) (Japan)
en meegeleverde aardingsaansluiting (96). Volg de stripregels
om kortsluiting te voorkomen en voldoe aan lokale en nationale
normen voor installaties in explosiegevaarlijke omgevingen.
In het onderste deel van de aansluitdoos is een 1/2" NPT
(of M20) leidingaansluiting voorzien voor het aansluiten van
de voedingskabels via een meegeleverde pakkingbus met
een geïntegreerde kabelkleminrichting of een willekeurige
kabelwartel met kabelkleminrichting geschikt voor het
betreffende gevaarlijk gebied.
Afbeelding 8 – Klemmenbord Standaardversie
met klem (Ref. #90)
Afbeelding 9 - Klemmenbord
Japanse versie met schroeven (Ref. #90A)
Masoneilan 12400 Series Transmitter/Regelaar Instructiehandleiding | 11