2.2.7 Opmerkingen voor intrinsiek veilige
installatie
Opmerking 1: Gevaarlijke omgeving
Zie het label van het apparaat voor de beschrijving van de
omgeving waarin het apparaat mag worden geïnstalleerd.
Voor Div 1-gebieden zijn de barrières altijd verplicht. Voor
Div 2-gebieden zijn de barrières niet verplicht zolang
Div 2-bedradingsprocedures voldoen aan de plaatselijke
elektriciteitsvoorschriften en de voedingsspanning normaal
gesproken lager is dan 30 volt.
Opmerking 2: Bedrading
Intrinsiek veilige bedrading moet met een geaarde
afgeschermde kabel worden gemaakt of in een geaarde
metalen leiding worden geïnstalleerd. Het elektrische circuit
in de gevaarlijke zone moet bestand zijn tegen een AC-
testspanning van 500 volt RMS naar de aarde of het frame
van het apparaat gedurende één minuut. De installatie moet in
overeenstemming zijn met de richtlijnen van Baker Hughes. De
installatie en de eisen aan het aarden van de barrière moeten
in overeenstemming zijn met de installatievereisten van het
land waar het apparaat gebruikt wordt.
Factory Mutual-eisen (VS): ANSI/ISA RP12.6 (Installatie van
intrinsiek veilige systemen voor (als zodanig geclassificeerde)
gevaarlijke omgevingen) en de Amerikaanse nationale
elektrotechnische voorschriften, ANSI/NFPA 70. Divisie
2-installaties moeten volgens de Amerikaanse nationale
elektrotechnische voorschriften, ANSI/NFPA 70, worden
geïnstalleerd. Zie ook opmerking 4.
CSA-eisen (Canada): Canadese elektrotechnische
voorschriften deel 1. Divisie 2-installaties moeten worden
geïnstalleerd volgens de Divisie 2-bedradingsmethoden van de
Canadese nationale elektrotechnische voorschriften. Zie ook
opmerking 4.
Opmerking 3: Primaire uit (+) en (-) 4-20 mA-aansluitingen
Deze aansluitingen zijn de hoofdlusvoeding van de 12400
en leveren een signaal van 4 tot 20 mA gerelateerd aan de
niveaumeting of de ingebouwde regelaaruitgang voor het
niveauregelingsproces. Voor deze aansluiting wordt een
transmitterbarrière met een serieweerstand van 250 Ohm
(intern of extern) gebruikt; bijvoorbeeld MTL 788 of 788R. Voor
regelaartoepassingen kan een actieve barrière met 4-20mA
hertransmissie worden gebruikt om een klepstandsteller aan te
sturen.
Entiteitsparameters: Vmax= 30 VDC; Imax=125 mA; Ci=2 nF;
Li=500 μH; Pmax=900 mW
Opmerking 4: Secundaire uit (+) en (-) 4-20 mA-
aansluitingen
Deze aansluitingen leveren een extra signaal van 4 tot 20
mA gerelateerd aan de niveaumeting. Gebruik voor deze
aansluiting een transmitterbarrière met een serieweerstand van
250 Ohm (intern of extern); bijvoorbeeld MTL 788 of 788R.
Entiteitsparameters: Vmax=30 VDC; Imax=125 mA; Ci = 9 nF;
Li=500 μH; Pmax=900 mW.
OPMERKING: De secundaire uitgang mag niet worden
aangesloten in een intrinsiek veilige installatie waarvoor FM- of
CSA-goedkeuring vereist is.
Opmerking 5: SW1 & 2 (+) en (-)-aansluitingen
Er zijn twee onafhankelijke geïsoleerde solid-state
schakelcontactuitgangen op de 12400. Ze zijn gelabeld SW#1
en SW#2. De schakelaars zijn polariteitsgevoelig – dat wil
zeggen dat conventionele stroom naar de plus-aansluiting
vloeit. Voorbeelden van geschikte barrières zijn MTL 707, MTL
787 en MTL 787S.
Entiteitsparameters zijn: Vmax=30 VDC; Imax=125 mA; Ci =
4.5 nF; Li=10 μH; Pmax=900 mW.
Auteursrecht 2020 Baker Hughes Company. Alle rechten voorbehouden.
Opmerking 6: Regelaarmodus
De barrière is een soort regelaaruitgang; bijvoorbeeld MTL
728. Deze barrière kan worden aangestuurd door een
actieve barrière met 4-20mA hertransmissie of door het
besturingssysteem.
Entiteitsparameters: Het optionele apparaat kan een I/P type
8000 serie zijn of een klepstandsteller type SVI II AP.
Opmerking 7: Eis aan entiteit
Kabelcapaciteit en inductantie plus de onbeveiligde capaciteit
(Ci) en inductantie (Li) van het intrinsiek veilige apparaat
mogen de toegestane capaciteit (Ca) en inductantie (La) die op
het bijbehorende apparaat staan vermeld, niet overschrijden.
Als de optionele HART
handheld Communicator (type DPI
®-
620) wordt gebruikt aan de gevaarlijke zonezijde van de
barrière, dan moeten de capaciteit en inductantie van de
communicator worden toegevoegd en moet de communicator
door een instantie zijn goedgekeurd voor gebruik in de
gevaarlijke zone. Verder moet de stroomuitgang van de
handcommunicator worden meegenomen in de stroomuitgang
van de bijbehorende apparatuur.
Opmerking 8: Type barrière
De barrières kunnen actief of passief zijn en van elke
gecertificeerde fabrikant voor FMRC en CSA, zolang de
barrières voldoen aan de vermelde entiteitsparameters.
Opmerking 9: Gebruik in een stofgevaarlijke omgeving
Als het systeem wordt geïnstalleerd in stofgevaarlijke
omgevingen, dient een stofdichte buisafdichting te worden
gebruikt.
Opmerking 10: Meerdere beschermingsgoedkeuringen
Een apparaat dat eerder zonder een goedgekeurde intrinsiek
veilige barrière is geïnstalleerd, mag daarna NOOIT in een
intrinsiek veilig systeem worden gebruikt. De installatie van
het apparaat zonder een barrière kan blijvende schade aan
de veiligheidsgerelateerde componenten in het apparaat
toebrengen en het ongeschikt voor gebruik in een intrinsiek
systeem maken.
3. Markering -
Nummeringssysteem
3.1 Markering
De stevige plaat (124) wordt bovenop de behuizing van het
mechanische compartiment aangebracht.
De volgende gegevens worden vermeld: contactgegevens van
de fabrikant, serienummer, bouwjaar en elektrische kenmerken
van het instrument.
ATEX-markering wordt beschreven in ref. 19100 (400152322)
ATEX-instructiehandleiding die bij elke 12400 wordt geleverd.
Afbeelding 2 - Markering
Masoneilan 12400 Series Transmitter/Regelaar Instructiehandleiding | 7