ervangen van membraan en afdichtring
2.2 Vervangen van membraan en
afdichtring
Membraan (fig. 2)
1. Membraanschotel (7) met membraan
(8) en membraanstang (2) uit het mem-
braanhuis nemen als in par. 3.1 staat
beschreven.
2. Slangklem (8.1) losmaken en mem-
braan van membraanschotel aftrekken
(vervalt bij type 3271-5, omdat het
membraan door de membraanplaat
(7.1) wordt vastgehouden.
3. Nieuw membraan plaatsen, slangklem
(8.1) goed verdeeld in de groef leggen
en vasttrekken.
4. Aandrijving weer samenbouwen zoals
in par. 2.1 beschreven.
Afdichtingsring (fig. 6)
1. Membraanschotel (7) met membraan-
stang (2) uit het membraanhuis nemen
als in par. 2.1 staat beschreven.
2. Nieuwe asafdichting (12) met afdich-
tings- en smeermiddel (bestelnr. 8152-
0043) insmeren en plaatsen.
3. Indien nodig, drooglager (12.1) en
schraapring (13) tevens vervangen.
4. Aandrijving weer samenbouwen zoals
in par. 2.1 beschreven.
10
B 8310 NL
2.3 Instellen van slagbegrenzing
(fig. 5, alleen bij type 3271 als speciale uit-
voering)
e slagbegrenzing is instelbaar tot 50%
van de slag naar boven of naar onderen.
Begrenzing naar onderen
(membraanstang uitgaand):
1. Contramoer (34) losmaken en kap (33)
afschroeven.
2. Contramoer (31) losdraaien en met
moer (32) de begrenzing instellen.
3. Contramoer (31) weer vastdraaien.
Begrenzing naar boven
(membraanstang ingaand):
1. Contramoer (34) losdraaien en met de
kap (33) de gewenste begrenzing instel-
len.
2. Contramoer (34) weer vastdraaien.
fdichting
⋅
ig. 6
12
12.1
2
13