nstelling van de klepstandsteller
Ingangssignaal wegnemen en langzaam
weer doen toenemen, controleren of de
klepstang bij 4,0 mA begint met bewe-
gen.
Afwijking op nulpuntinsteller ZERO corri-
geren.
ij veiligheidspositie membraanstang in-
gaand (AIR TO CLOSE):
aanvangsbereik (bijv. 20 mA)
Ingangssignaal met mA-bron op 20 mA
instellen.
Nulpuntinsteller ZERO verdraaien, tot de
klepstang zich juist uit de gesloten stand
beweegt.
Ingangssignaal verhogen en langzaam
weer doen afnemen tot 20 mA, controle-
ren of de klepstang bij 20,0 mA begint
met bewegen.
Afwijking op nulpuntinsteller ZERO corri-
geren.
26
B 8384-0 NL
4.2. 2 Slagaanpassing
Indien de nom. slag van het ventiel niet
overeenkomt met de gewenste slag volgens
de tabel in par. 4.2.4:
De eindwaarde van het ingangssignaal
(bijv. 4, 12 of 20 mA) met mA-bron in-
stellen.
ereikinsteller SPAN verdraaien tot de
klepstang tot aan de aanslag in de eind-
positie beweegt.
4.2. 3 Dichtsluitfunctie activeren
Om te waarborgen dat het ventiel dicht kan
afsluiten, moet na de nulpunts- en bereikin-
stelling de dichtsluitfunctie (beschrijving blz.
6) op de schakelaars S9 en S10 worden ge-
activeerd.
Membraanstang uitgaand
AIR O OPEN
Membraanstang ingaand
AIR O CLOSE
Driewegventiel
S9
S10
ON
OFF
S9
S10
OFF
ON
S9
S10
ON
ON