15
Wiel vervangen:
15.5.4
Caravan - 21-12 - NL
Wielen en banden
Remwiggen of andere geschikte voorwerpen onder de tegenover gelegen
wielen leggen om het voertuig te beveiligen (Afb. 162).
Reservewiel uit de reservewielhouder nemen.
Bij een zachte ondergrond een stabiele onderlegger onder de wagenkrik
leggen, bijv. een houten plank.
Gangbare wagenkrik:
Plaats de schaarkrik of hydraulische wagenkrik onder de as.
AL-KO-wagenkrik:
Schuif het insteekprofiel (Afb. 163,2) van de AL-KO-wagenkrik helemaal in de
insteekopening (Afb. 163,1).
AL-KO-wagenkrik:
Houd de AL-KO-wagenkrik met één hand vast en draai met de andere hand de
handslinger (Afb. 163,4) met de klok mee tot de voetplaat (Afb. 163,3) contact
maakt met de ondergrond en vlak staat.
Wielschroeven met wielsleutel enkele slagen losdraaien, maar niet eruit
draaien!
Voertuig optillen, tot het wiel zich 2 of 3 cm boven de grond bevindt.
Wielschroeven eruit draaien en wiel afnemen.
Reservewiel op wielnaaf zetten en afstellen.
Wielschroeven erin draaien en kruisgewijs licht aandraaien.
Wagenkrik naar beneden draaien en verwijderen.
Wielschroeven met wielsleutel gelijkmatig aandraaien. De gewenste waarde
van het aandraaimoment van de wielschroeven ligt bij 90 Nm voor stalen
velgen resp. 120 Nm voor aluminiumvelgen.
Wiel vervangen bij aluminiumvelgen
De draagvlakken van de wielen op de remtrommels moeten schoon en
braamvrij zijn.
De wielen alleen met de bijgevoegde bevestigingsdelen in eerste instantie
licht aandraaien en controleren op een foutloos draagvlak en een foutloze
vrije loop. Vervolgens de wielschroeven met een draaimomentsleutel krui-
selings vastdraaien.
Bij verschillende asuitvoeringen zijn geen centrering (centreerhulp), geen
band en geen bouten aanwezig. Er moet op gelet worden dat de wiel-
schroeven gelijkmatig over de boutgaten worden gecentreerd (niet kan-
telen).
171