4.5 VERWARMEN IN DE OVERGANGSTIJD/ONGUN-
STIGE WEERSOMSTANDIGHEDEN
In de overgangstijd, d.w.z. bij hogere buitentemperaturen (boven ca. 15 °C),
of bij ongunstige omstandigheden (valwinden etc.) kunnen bij plotselinge
temperatuurstijgingen storingen in de trek van de schoorsteen ontstaan,
waardoor de rookgassen niet volledig worden afgezogen. De stookplaats
moet dan met een geringere hoeveelheid brandstof worden gevuld en met
de luchtschuif in de grootste positie (zie '4.1.1 Regeling Verbrandingslucht'
op pagina 24) worden gebruikt. Hierdoor zal de aanwezige brandstof
sneller (met meer vlamontwikkeling) opbranden. De trek van de schoorsteen
zal hierdoor stabiliseren. Om te voorkomen dat er weerstanden in de gloed
ontstaan, moet de as vaker voorzichtig worden opgerakeld. Nadat de trek
weer is gestabiliseerd, kan de luchttoevoer weer iets worden verminderd
(ongeveer middenpositie).
5. BRANDSTOF
De Duitse stichting 'Wald in Not' (bos in nood) heeft dit in een informatieve
brochure als volgt geformuleerd: "Hout maakt geen schulden bij de natuur.
Hout is opgeslagen zonne-energie. Zonlicht, water en kooldioxide zijn de
componenten waaruit hout ontstaat. Een boomleven lang wordt het zonlicht
chemisch gebonden. Zonne-energie wordt opgeslagen in lignine en cellu-
lose. Bij het verbranden komt die weer vrij." Meer informatie vindt u op de
website www.wald-in-not.de
Kachels mogen alleen worden gebruikt met brandstoffen die voldoen aan de
1e BlmSchV. Voor de kachel zijn alleen gekliefd hout (aanbevolen resterend
vochtpercentage 20% of minder) en geperst hout volgens DIN 51731 toege-
staan. Overigens: een meetapparaat waarmee het vochtgehalte van gekliefd
hout kan worden gemeten, kost niet veel en rendeert snel.
Andere brandstoffen mogen niet worden gebruikt!
Niet geoorloofd is daarom het verbranden van:
• gelakt of met kunststof gecoat hout
• spaanplaten of hout dat met conserveringsmiddelen werd behandeld
• hout dat van europallets stamt
• afval, huisvuil, oude kleding
• papier, papierbriketten, karton
• kolen, koolbriketten, bruinkool
• nat hout (vochtgehalte > 25 %)
• alle soorten kunststof/schuimstof
• vaste of vloeibare materialen anders dan hout
Het is verboden om deze en andere ongeschikte materialen in uw kachel
te verbranden. Als er ander materiaal wordt verbrandt dan de toegestane
brandstoffen gekliefd hout of houtbriketten volgens DIN 51731 kunnen er
schadelijke gassen worden gevormd en kunnen zich storingen in het ver-
brandingsproces en mogelijk zelfs ontploffingen voordoen.
Als de kachel met niet goedgekeurde brandstoffen wordt gebruikt, komt de
garantie te vervallen!
Gebruik voor het ontsteken van het vuur kleine stukken hout. Gebruik als
brandhout alleen gekliefd hout, dat op de dikste plaats niet dikker is dan ca.
8 cm. De optimale lengte bedraagt ca. 25 cm. Voeg bij langdurig stoken niet
teveel hout toe, maar leg liever wat vaker kleine hoeveelheden op het vuur.
5.1 CO
– NEUTRALITEIT
2
Hout geeft slechts zoveel kooldioxide af als het eerder als boom heeft gebonden.
Het maakt daarbij niet uit of het hout verbrandt of in het bos verrot – de hoeveelheid
kooldioxide die wordt afgegeven blijft constant. Er ontstaat een gesloten, natuurlijke
koolstof-kringloop.
NL 27
NL