REMKO CMF/CMT
Temperatuursensoren
n
Afhankelijk van het soort installatie kan het
aantal benodigde sensoren variëren.
n
In de binnenmodule (F11) zijn de VL-sensor,
de retoursensor (F17) en de sensor voor de
vloeistofleiding (TH-2-koelcircuit) al geplaatst
en aangesloten.
n
Voor de plaatsen waar de sensoren aange-
bracht moeten worden, raadpleegt u de
hydraulische schema's.
n
Standaard worden een buitensensor (F9), een
dompelsensor (die bedoeld is als sensor voor
het warme drinkwater (F6)) en een voeler voor
de totale toevoer (T-verzamelaars-F8) meege-
leverd.
Als er een zonne-installatie wordt aangesloten
n
moeten voor het meten van de collectortempe-
raturen PT-1000 sensoren worden gebruikt
(F14)! Alle andere sensoren zijn NTC-sensoren
met een referentieweerstand van 5-kilo-Ohm
bij 25°C.
Alle sensoren worden in de schakelkast van de
n
binnenmodule volgens het aansluitschema
aangesloten.
Aanlegvoeler
Om bijv. de temperaturen van het verwarmingscir-
cuit te meten, dienen aanlegvoelers, die op de
buizen worden bevestigd.
De aanlegvoelers worden met de meegele-
n
verde trapeziumhouder en de klemband op
een buis bevestigd.
n
Deze plek moet eerst worden schoongemaakt.
Vervolgens wordt warmtegeleidende pasta (A)
aangebracht en de voeler bevestigd.
Afb. 52: Fixatie van het voeler
50
Bij ontoereikende kabellengte kunnen de
kabels van de sensoren met een draaddia-
meter van 1,5 mm² tot maximaal 100 meter
worden verlengd.
Buitenvoeler
Er dient in ieder geval een buitensensor voor de
warmtepompmanager te worden aangesloten.
De buitensensor dient in noord-oostelijke rich-
n
ting ca. 2,5 meter boven de grond te worden
aangebracht. De sensor mag niet blootstaan
aan direct zonlicht en moet voor zeer harde
windstoten worden afgeschermd. Plaats de
sensor liefst niet boven een raam of lucht-
schacht.
n
Maak het deksel los en schroef de sensor met
de bijgeleverde schroef vast.
n
Om de sensor op de installatie aan te sluiten,
adviseren wij een installatieleiding met een
draaddiameter van min. 0,5 mm².
Afb. 53: Buitenvoeler