Het laadstation moet zodanig worden geplaatst dat er veel
vrije ruimte vóór het laadstation is (minstens 3 meter).
Het laadstation moet ook centraal in het werkgebied
worden geplaatst, zodat de robotmaaier het laadstation
makkelijker kan vinden en snel alle gebieden in het
werkgebied kan bereiken.
Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes in het
werkgebied. Als dat wel gebeurt, kan de robotmaaier
moeite hebben om het laadstation te vinden.
Het laadstation moet op een redelijk vlakke ondergrond
worden geplaatst. De voorkant van het laadstation mag
maximaal 5 cm hoger of lager liggen dan de achterkant.
Het laadstation mag niet zodanig worden geplaatst dat de
grondplaat verbogen kan raken.
Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het
hierdoor lastiger is om de begeleidingsdraad optimaal
te leggen. Als het laadstation op een eiland moet
worden geïnstalleerd, moet de begeleidingsdraad ook
op het eiland worden aangesloten. Zie de afbeelding.
Meer informatie over eilanden is te vinden in hoofdstuk
3.4 Installatie van begrenzingsdraad.
INSTALLATIE
Max 5 cm/12"
Max 5 cm/12"
3023-003
3018-238
3012-1312
3012-1053
3023-004
Dutch - 19