6 Herhaal deze procedure voor elke geheugenmodule die u installeert.
7 Als u een geheugenmodule wilt verwijderen, maakt u de
bevestigingsklemmetjes voorzichtig los en trekt u de module
omhoog.
8 Installeer eventuele andere accessoires voordat u de luchtstroom-
geleider, de kabel voor de luchtstroomgeleider en de behuizing van
het pc-werkstation opnieuw aanbrengt (raadpleeg pagina 26). Sluit
alle kabels en netsnoeren opnieuw aan.
9 Schakel het beeldscherm en vervolgens de pc in. Het nieuwe
geheugen wordt automatisch door de pc herkend en geconfigureerd.
Als u dit wilt controleren, drukt u op
het scherm wordt weergegeven. U ziet dan een samenvatting van de
configuratiegegevens van het pc-werkstation.
Raadpleeg hoofdstuk 3, vanaf pagina 47 als u problemen ondervindt
nadat u een geheugenmodule hebt geïnstalleerd.
Geheugen installeren
zodra
onderin
F2 Setup
29