2.
Wanneer u de Oudere toepassingen gebruikt, drukt u op [Progr. oproepen/progr./wijz.]
linksonder in het scherm. Wanneer u de snelle toepassing gebruikt, drukt u op [Menu]
( ) in het midden aan de onderzijde van het scherm.
3.
Registreer een programma.
4.
Druk op [Home] (
5.
Druk op
.
6.
Druk op het tabblad [Programmeren].
7.
Om een programma weer te geven dat is geregistreerd voor de kopieerapparaat-, fax-
of scanfunctie, druk dan enige tijd het pictogram [Oudere toepassingen] in. Om een
programma weer te geven dat is geregistreerd voor de snelle toepassing, druk dan enige
tijd het pictogram Applicatie in.
De afbeelding van waar de snelkoppeling moet worden geplaatst in het [Home]-scherm wordt
weergegeven.
8.
Sleep het pictogram naar de gewenste plek in het scherm.
9.
Selecteer in de lijst het programma dat u wilt toevoegen.
Widgets toevoegen aan het [Home]-scherm
U kunt widgets aan het [Home]-scherm toevoegen om aan te geven hoeveel toner er nog is of u kunt de
schermtaal wijzigen.
1.
Druk op [Home] (
2.
Druk op
.
3.
Druk op het tabblad [Widgets].
4.
Druk enige tijd op het widgetpictogram dat u wilt toevoegen.
De afbeelding van waar de widget moet worden geplaatst in het [Home]-scherm wordt
weergegeven.
5.
Sleep het pictogram naar de gewenste plek in het scherm.
Het gebruik van het standaardtoepassingsscherm
U kunt de functieschermen openen door op pictogrammen zoals [Kopieerapparaat] of [Fax] te drukken
op Home-scherm 4.
Functiepictogrammen en bedieningstoetsen worden weergegeven op het scherm.
) onderaan in het midden van het scherm.
) onderaan in het midden van het scherm.
Gebruik van het [Home]-scherm
43