10.
Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van "Mapverificatie".
Wanneer u [Niet opgeven] selecteert, worden de SMB-gebruikersnaam en het SMB-wachtwoord
dat u heeft opgegeven in "Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden]" van de
instellingen voor Bestandsoverdracht toegepast.
11.
Druk op [Wijzigen] onder "Log-in gebruikersnaam".
12.
Voer de log-in gebruikersnaam van de bestemmingscomputer in en klik vervolgens op
[OK].
13.
Druk op [Wijzigen] onder "Log-in wachtwoord".
14.
Geef het wachtwoord van de bestemmingscomputer op en druk vervolgens op [OK].
15.
Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
16.
Druk op [Map].
17.
Controleer of [SMB] is geselecteerd.
18.
Druk op [Wijzigen] of [Blad. door netwerk] en specificeer vervolgens de map.
Om een map op te geven, kunt u handmatig het pad invoeren of de map vinden door door het
netwerk te bladeren.
19.
Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld.
20.
Druk op [Afsluiten].
Als de verbindingstest mislukt, controleer dan de instellingen en probeer het opnieuw.
21.
Druk op [OK].
22.
Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] (
23.
Druk op [Home] (
De SMB-map handmatig zoeken
1.
Druk onder "Pad" op [Wijzigen].
2.
Voer het pad in waar de map zich bevindt.
Bijvoorbeeld: als de naam van de bestemmingscomputer "User" is en de naam van de map is
"Share", dan is het pad \\User\Share.
Als het netwerk niet toelaat dat IP-adressen automatisch worden verkregen, noteert u het IP-adres
van de bestemmingscomputer in het pad. Bijvoorbeeld: als het IP-adres van de
bestemmingscomputer "192.168.0.191" is en de naam van de map is "Share", dan is het pad \
\192.168.0.191\Share.
3.
Druk op [OK].
Als de notatie van het ingevoerde pad niet juist is, verschijnt er een melding. Druk op [Afsluiten] en
voer het pad opnieuw in.
) onderaan in het midden van het scherm.
Basisprocedure bij gebruik van Scannen naar map
).
111