te worden geobserveerd om er zeker van te zijn dat ze naar
behoren functioneren.
Het gebruik van accessoires, transducers en kabels, anders
dan degene die door de fabrikant van deze apparatuur zijn
gespecificeerd of meegeleverd, kan leiden tot verhoogde
elektromagnetische emissies of verlaagde elektromagnetische
immuniteit van deze apparatuur en leiden tot onjuiste werking.
Draagbare RF-communicatieapparatuur (inclusief randapparatuur
zoals antennekabels en externe antennes) moet op meer dan
30 cm van elk onderdeel van de hoortoestellen worden gebruikt,
inclusief de door de fabrikant gespecificeerde kabels. Indien
dit niet in acht wordt genomen, kan dit leiden tot verslechtering
van de prestaties van deze apparatuur.
De USB-poort van de oplader mag alleen voor het beschreven
doel worden gebruikt.
Gebruik voor de oplader alleen apparatuur met
een IEC 62368-1 en IEC 60601-1-certificering met een
outputkwalificatie van 5 VDC.
Min. 1 A.
90
Hoortoestellen moeten niet aangepast worden met domes/
cerumenfilters wanneer deze gebruikt worden door cliënten
met een geperforeerd trommelvlies, ontstoken gehoorgang of
wanneer de holtes van het middenoor op een andere manier
blootliggen. In dat geval raden we aan gebruik te maken
van een aangepast oorstukje. In het onwaarschijnlijke geval
dat een onderdeel van dit product achterblijft in de
gehoorgang, wordt u verzocht een medisch specialist te
raadplegen om het onderdeel veilig te laten verwijderen.
Voorkom harde stoten tegen het oor wanneer u een
hoortoestel met een op maat gemaakt oorstukje draagt. De
stabiliteit van de op maat gemaakte oorstukjes is ontwikkeld
voor normaal gebruik. Een harde stoot tegen het oor
(bijvoorbeeld tijdens het sporten) kan ertoe leiden dat het op
maat gemaakte oorstukje defect raakt. Dit kan een perforatie
van de gehoorgang of het trommelvlies veroorzaken.
Na mechanische belasting of schokken van het op maat
gemaakte oorstukje dient u ervoor te zorgen dat het intact
is voordat u het hoortoestel in het oor plaatst.
91