7 Inbedrijfstelling
7
Inbedrijfstelling
7.1
Controlelijst vóór inbedrijfstelling
Afb.58
Gasblok meetpunten
C
54
7.1.1
Algemeen
Volg de stappen uit de volgende paragrafen voor de inbedrijfstelling van
de ketel.
Waarschuwing
Stel de ketel niet in bedrijf als de aangeboden gassoort niet
overeenkomt met de toegestane gassoorten.
7.1.2
Gascircuit
Waarschuwing
Zorg dat de ketel spanningsloos is.
1. Open de hoofdgaskraan.
2. Open de gaskraan van de ketel.
3. Draai de twee schroeven aan de onderzijde van de frontmantel een
kwartslag los en verwijder de frontmantel.
4. Kantel de instrumentenbox naar voren door de clipsluitingen aan de
zijkanten te openen.
5. Controleer de gasvoordruk op het meetpunt C van het gasblok.
Waarschuwing
Voor toegestane gasdrukken, zie Toestelcategorieën, pagina 13
6. Ontlucht de gastoevoerleiding door het meetpunt C op het gasblok los
te schroeven.
7. Schroef het meetpunt weer dicht wanneer de leiding voldoende
ontlucht is.
8. Controleer alle aansluitingen op gasdichtheid. De testdruk mag
maximaal 60 mbar zijn.
AD-0000352-01
7.1.3
Hydraulisch circuit
1. Controleer of de automatische bijvulinrichting, indien aanwezig,
geactiveerd is.
De automatische (bij)vulinrichting is geactiveerd wanneer parameter
AP014 is ingesteld op 1 (semi-automatisch vullen) of 2 (automatisch
vullen).
2. Controleer de waterdruk van de CV-installatie die op het display van
de ketel staat aangegeven. Indien nodig: vul de CV-installatie bij.
Belangrijk
Bij een waterdruk lager dan 0,8 bar, verschijnt waarschuwing
A02.06. De actuele waterdruk kan nog steeds worden uitgelezen
via signaal AM019.
3. Controleer de sifon, deze moet geheel gevuld zijn met schoon water.
4. Controleer de waterzijdige aansluitingen op dichtheid.
Voor meer informatie, zie
Bijvullen van de installatie, pagina 105
7686327 - v.05 - 25062020