Bediening van de
achteruitrijcamera
(optioneel)
De achteruitrijcamera in- en
uitschakelen
Stel "De achteruitrijcamera instellen" (pagina 93) in op Aan.
1
Zet de versnellingspook in achteruit.
Het beeld van de achteruitrijcamera wordt weergegeven
zolang de wagen in achteruit staat.
2
Indien u de versnellingspook in een andere positie
zet dan achteruit, keert de monitor terug naar het
vorige scherm.
• Raadpleeg ook de Gebruikshandleiding van de achteruitrijcamera.
• Controleer ook visueel achter en rond de wagen. Gebruik het
camerabeeld om u te helpen om de omstandigheden achter en rond
de wagen te zien.
• Afhankelijk van de plaats waar het toestel is geïnstalleerd, kunnen de
eigenlijke omstandigheden afwijken van het getoonde beeld.
Over de begeleiding van de achteruitrijcamera
Om de begeleiding weer te geven, stelt u "Display richtlijn
achteruitrijcamera instellen" (pagina 93) in op Aan. Zie ook "De
richtlijn voor de achteruitrijcamera aanpassen" (pagina 93) om de
begeleiding aan te passen. U kunt de begeleiding ook uitschakelen in
het weergavescherm van de achteruitrijcamera.
1
Raak [Begeleiding Aan] op het weergavescherm van
de camera achteraan.
De begeleidingsregel verdwijnt en de toets [Begeleiding Uit]
wijzigt in [Begeleiding Aan].
2
Raak [Begeleiding Aan] om de begeleiding in te
schakelen.
Betekenis indicatiemarkering
Wanneer u de wagen in achteruit zet, schakelt het monitorscherm over
naar het beeld van de achteruitrijcamera. De richtlijnen verschijnen om u
te helpen om de breedte van de wagen en de afstand tot de wagen te zien.
1 Extensiemarkeringen van de breedte van de wagen
(rood, geel en groen in volgorde van nabijheid)
De markeringen zijn de extensielijnen van de breedte van de
wagen, die begeleiding bieden voor het rijpad van de wagen
wanneer u recht achteruit rijdt.
De markeringen stellen de afstand voor vanaf de achterzijde
van de wagen (vanaf het achterste deel van de bumper).
• De markeringen bewegen niet synchroon met het
stuurwiel.
• Elke middenpositie van de markering stelt ongeveer 0,5 m
(rood), ongeveer 1 m (geel) en ongeveer 2 m (groen) naar
achteren voor.
2 Richtlijnmarkeringen voor de afstand
De markeringen stellen de afstand voor vanaf de achterzijde
van de wagen (vanaf het achterste deel van de bumper).
• De markeringen bewegen niet synchroon met het
stuurwiel.
• Elke middenpositie van de markering stelt ongeveer 0,5 m
(rood), ongeveer 1 m (geel) en ongeveer 2 m (groen) naar
achteren voor.
• Afhankelijk van de toestand van de wagen of het wegoppervlak kan
het zichtbare bereik variëren.
• Het zichtbare bereik van de camera heeft een limiet. Voorwerpen in
de buurt van beide uiteinden van de bumper en voorwerpen onder de
bumper kunnen zich buiten het zicht van de camera bevinden.
• Het beeld van de achteruitrijcamera kan een kleur hebben die
verschilt van de eigenlijke omgeving.
• Afhankelijk van de wagen is het mogelijk dat de richtlijnen naar
rechts of links afwijken. Dit duidt niet op een storing.
Richtlijnmarkering van de afstand
De richtlijnmarkering van de afstand stelt de afstand tot het
wegoppervlak voor, zodat u de afstand tot een voorwerp op het
wegoppervlak niet kunt meten.
<Scherm>
<Posities van A, B en C>
ongeveer 1 m
Op het scherm lijkt de vrachtwagen volgens de
afstandsmarkeringen ongeveer 1 m verder geparkeerd te
zijn (op positie B). Als u in werkelijkheid echter achteruit
zou rijden naar positie A, zou u tegen de vrachtwagen
botsen.
Op het scherm lijken posities A, B en C in volgorde van
nabijheid geplaatst te zijn. In werkelijkheid bevinden
positie A en C zich echter op dezelfde afstand en is B
verder weg dan posities A en C.
• De extensierichtlijnen van de breedte van de wagen stelt de afstand
tot het wegoppervlak voor. Als er dus een voorwerp op het
wegoppervlak op het scherm wordt weergegeven, stelt de markering
niet de eigenlijke afstand tot het voorwerp voor.
C
B
A (ongeveer
0,5 m)
89
-NL