●
Controleer of alle kleppen en deuren zijn gesloten. (Als een klep open staat tijdens een
afdruktaak, kan dit een storing veroorzaken.)
●
Mogelijk kleven de vellen aan elkaar. Buig de stapel om de vellen van elkaar los te maken.
Waaier het papier niet uit.
●
Als u afdrukt vanuit lade 1, probeert u minder vellen papier tegelijk in te voeren.
●
Als u kleine formaten afdrukt (zoals indexkaarten), controleert u of het papier in de juiste
afdrukstand in de lade is geplaatst.
●
Keer de stapel materiaal in de lade om. Ook kunt u proberen de stapel 180 graden te draaien.
●
Probeer het papier zo te draaien dat het vanuit een andere afdrukstand door het apparaat wordt
gevoerd.
●
Controleer de papierkwaliteit. Gebruik geen beschadigde of onregelmatige materialen.
●
Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van HP. Raadpleeg
laden op pagina
●
Gebruik geen papier dat al is gebruikt in een printer of kopieerapparaat. Bedruk enveloppen,
transparanten, velijnpapier of etiketten niet aan beide zijden.
●
Gebruik geen papier met nietjes of papier waaruit de nietjes zijn verwijderd. Nietjes kunnen het
apparaat beschadigen, waardoor de garantie kan komen te vervallen.
●
Controleer of de netvoeding van het apparaat regelmatig is en aan de specificaties voldoet.
Raadpleeg
●
Maak het apparaat schoon. Raadpleeg
●
Neem voor routineonderhoud contact op met uw leverancier.
198 Hoofdstuk 11 Problemen oplossen
55.
Specificaties op pagina
235.
Het apparaat reinigen op pagina
Afdrukmateriaal en
153.
NLWW