LAN-server, OS/2 Warp-server
configureren
Brother-afdrukservers werken met IBM LAN-server, OS2 Warp-servernetwerken
mits daar IBM TCP/IP V2.0 of recenter op de bestandsserver is geïnstalleerd
(TCP/IP wordt standaard geleverd met LAN-server V4.0 en recenter en met Warp-
server). Volg onderstaande procedure om de afdrukserver te configureren op een
bestandsserver van OS/2 LAN-server of OS/2 Warp-server, of op een OS/2 Warp
Connect-werkstation:
De server configureren
De TCP/IP-software moet op uw OS/2-bestandsserver zijn geïnstalleerd. Als de map
TCP/IP op uw bureaublad nog niet open is, dan moet u deze map nu openen.
Dubbelklik op het pictogram TCP/IP Configuration om het IP-adres toe te voegen
aan de OS/2-bestandsserver (vraag uw systeembeheerder om dit adres).
Raadpleeg hoofdstuk 8 voor meer informatie over het toekennen van een IP-adres
aan een
printer.
Een OS/2-server configureren
1. In het bureaublad van OS/2 opent u de map Templates. Gebruik de rechter
muisknop om het pictogram Printer (niet Netwerkprinter) naar het
bureaublad te slepen.
2. Het venster Create a Printer wordt geopend (als het niet wordt geopend,
dubbelklikt u op het pictogram van de printer).
3. Voer een naam in voor de printer.
4. Selecteer de printer driver die standaard moet worden gebruikt. Als de
gewenste driver niet in de lijst staat, klikt u op Install new Printer Driver en
voegt u de driver toe.
5. Kies de uitvoerpoort. IBM TCP/IP maakt automatisch 8 sluizen met de
naam
\PIPE\LPD0
dubbelklik erop.
In oudere versies van Warp Server zit een programmafout, waardoor deze Named
Pipes niet verschijnen (bij een Warp Connect of LAN-server doet dit probleem zich
niet voor). Het probleem wordt opgelost met een door IBM geleverde patch.
HOOFDSTUK 2 AFDRUKKEN VIA TCP/IP
t/m
. Kies een ongebruikte poort en
\PIPE\LPD7
2-8