6.5
Aanvoertemperatuurregeling CV-bedrijf
Voor een rendabele en storingsvrije werking van een warm-
tepomp is het belangrijk de start van de compressor te re-
glementeren. De aanloop van de compressor is het moment
waarop de hoogste belastingen optreden. Met behulp van de
energiebalansregeling is het mogelijk starts van de warmte-
pomp tot een minimum te beperken, zonder af te zien van
het comfort van een behaaglijk klimaat. Net als bij andere
weersafhankelijke CV-thermostaten bepaalt de thermostaat
via de registratie van de buitentemperatuur m.b.v. een stook-
lijn een gewenste aanvoertemperatuur. De energiebalans-
regeling geschiedt op grond van deze gewenste aanvoer-
temperatuur en de actuele aanvoertemperatuur, waarvan het
verschil per minuut wordt gemeten en opgeteld:
1 graadminuut [°min] = 1 K temperatuurverschil in het ver-
loop van 1 minuut
Bij een bepaald warmtetekort (onder het menupunt Confi-
guratie→ Compressor start op ) start de warmtepomp en
schakelt deze pas opnieuw uit als de toegevoerde hoeveel-
heid warmte gelijk is aan het warmtetekort. Hoe groter de
ingestelde negatieve getallenwaarde is, des te langer zijn de
intervallen waarin de compressor loopt of stilstaat.
Als bijkomende voorwaarde wordt de compressor bij een
afwijking van meer dan 7 K van de werkelijke aanvoertem-
peratuur t.o.v. de gewenste aanvoertemperatuur direct in- of
uitgeschakeld. De compressor start altijd onmiddellijk als een
verwarmingsaanvraag van de thermostaat pas start (bijv.
door een tijdvenster of het overschakelen van gebruik van de
gasketel op warmtepompbedrijf).
Tijdsvoorwaarden voor het compressorbedrijf
Voor het bedrijf van de compressor geldt altijd:
–
Minimumlooptijd: 2 min
–
Minimumrusttijd: 5 min
–
Minimumtijd van start tot start: 20 min
6.6
Statistieken oproepen
Menu → Installateurniveau → Testmenu → Statistieken
–
U kunt met de functie de statistieken voor de warmte-
pomp oproepen.
6.7
Toestel in gebruik nemen
6.7.1
Toestelfunctie controleren
1.
Voer een controle van de toestelfunctie van de warmte-
pomp uit.
2.
Neem de warmtepomp met behulp van de bijbehorende
gebruiksaanwijzing in gebruik.
3.
Controleer het CV-bedrijf.
4.
Controleer het koelbedrijf.
0020130861_02 geoTHERM Installatie- en onderhoudshandleiding
Aanpassing aan de CV-installatie 7
7
Aanpassing aan de CV-installatie
7.1
Aanpassing aan de CV-installatie
De installatieassistent wordt bij het eerste inschakelen van
de warmtepomp gestart.
Als u de CV-installatie al gevuld en de installatieassistent
beëindigd hebt, maar u wilt de belangrijkste parameters nog
eens instellen, dan kunt u ook het menupunt Configuratie
oproepen.
Menu → Installateurniveau → Configuratie
7.2
Instelparameters van de warmtepomp
Voor de individuele instelling van de warmtepomp kunt u in
het menu Configuratie bepaalde parameters aanpassen.
Menu → Installateurniveau → Configuratie
Parameter
Toelichting
Taal
Kies hier de gewenste taal.
Contactge-
Hier kunt u als installateur uw telefoonnummer
gevens
invoeren. De eindklant kan dit nummer in het
menu → informatie aflezen.
Compressor
Warmtetekort waarbij de compressor in het CV-
start op
bedrijf gestart wordt. Zie hoofdstuk "Aanvoertem-
peratuurregeling CV-bedrijf".
CV max.
Begrenzing van de restopvoerhoogte van het
delta P
toestel in het afgiftecircuit. Wordt de waarde
verlaagd, dan wordt het pomptoerental zodanig
beperkt dat de ingestelde restopvoerhoogte niet
overschreden wordt.
Config.
Omschakeling tussen automatisch bedrijf
afgifte pomp
(doostromingsregeling met bedrijfsafhankelijke
gewenste waarden) en bedrijf met vaste waarde
(1 - 100 %). Het bedrijf met vaste waarde moet
alleen gekozen worden als de installatie een
automatisch bedrijf niet toestaat.
Heizgerä-
Gewenste doorstromingswaarde voor de rege-
teunt. Sollw.
ling van de interne gebouwcircuitpomp voor het
geval dat de gasketel het mengklepcircuit be-
dient en de pomp in de warmtepomp meeloopt.
Alleen in combinatie met toebehoren VWZ ZK.
Omgevings
Gewenste vaste waarde voor de omgevings-
pomp inst.
circuitpomp. Deze instelling dient voor de aan-
passing aan het geïnstalleerde omgevingscircuit
(bijv. aardsonde of aardcollector).
Type omg
Fundamentele configuratie van de warmtepomp.
circuit
Voor dit warmtepomptype moet de instelling op
"Grond/brijn" voor de brijn/watertoepassing en op
"Bron" voor de water/watertoepassing ingesteld
worden.
Invries be-
Minimale uitlaattemperatuur uit de warmtepomp
veiligings
in het omgevingscircuit, waarbij het bedrijf ge-
stopt wordt om het bevriezen van het brijn te
verhinderen.
Vrijgave
Wordt hier "Aan" gekozen en er is geen ther-
noodbedrijf
mostaat verbonden (bijv. door een defect), is in
het basismenu een verstelling van de gewenste
aanvoerwaarde en een keuze van de modus mo-
gelijk om de warmtepomp in het noodbedrijf te
gebruiken.
33