6.
Bevestig, dat het om een warmtepomp gaat (IBN 2:
Warmtepomp).
▽
Wanneer iets anders dan 14 = GMSW wordt weer-
gegeven, neem dan contact op met het sevice-
team.
7.
Stel in, of er een hulpverwarming is en kies het type
hulpverwarming (IBN 3: Bijkomende verwarming).
8.
CV-circuit 1: selecteer het type van CV-circuit 1 (IBN
4.a: Verwarmingscircuit).
9.
CV-circuit 1: stel in, of er een afstandsbediening is (
IBN 4.b: Verwarmingscircuit afstands- bediening).
10.
CV-circuit 2: selecteer het type van CV-circuit 2 (IBN
4.a: Verwarmingscircuit).
11.
CV-circuit 2: stel in, of er een afstandsbediening is (
IBN 4.b: Verwarmingscircuit afstands- bediening).
12.
Stel in, of via het product de warmwaterbereiding wordt
geregeld (IBN 5: Warm water).
13.
Stel in, welk type buffer wordt gebruikt (IBN 6: Warm-
temanager).
14.
Stel in, of er een hulpverwarming is en kies het type
hulpverwarming (IBN 7: Cascademanager). Voer hier
dezelfde instellingen uit als bij IBN 3.
15.
Bevestig de instellingen (IBN 8: Functiegegevens
actualiseren).
9.3.1
Instellingen later wijzigen
Om de via de installatieassistent uitgevoerde instellingen
naderhand te wijzigen, kunt u de installatieassistent opnieuw
starten of de parameters afzonderlijk instellen.
Parameter (→ Pagina 32)
9.4
Sensorconfiguratie uitvoeren
Aanwijzing
Om te waarborgen dat de hoofdthermostaat cor-
rect functioneert en foutmeldingen (bijv. bij sen-
sorbreuk) kan uitsturen, moet na de installatie van
de benodigde sensoren de Sensorconfiguratie
worden uitgevoerd.
Selecteer SERVICE REPORT → Instellingen → Confi-
1.
guratie → Sensorconfiguratie opslaan.
2.
Zet de waarde op 1.
3.
Wacht 30 seconden.
◁
De waarde springt weer naar 0.
Voorwaarde: De sensorwaarden zijn in orde.
▶
Vraag bij het serviceteam het wachtwoord voor de ont-
grendeling aan.
▶
Selecteer SERVICE REPORT → Instellingen → Com-
mando's → OEM-ontgrendeling.
▶
Start de Sensorconfiguratie opnieuw.
24
9.5
Relaistest uitvoeren
Opgelet!
Materiële schade door uitgeschakelde
veiligheidsfuncties.
Tijdens Relaistest zijn de veiligheidsfuncties
van de hoofdthermostaat uitgeschakeld.
▶
Voer de Relaistest alleen voor testdoel-
einden uit.
▶
Voer daarna altijd een Reset toestellen
uit.
Aanwijzing
Met behulp van de Relaistest kunt u eventueel
aanwezige bedradingsfouten vinden.
1.
Kies het gewenste submenu (bijv. Bijkomende ver-
warming).
2.
Selecteer Relaistest .
3.
Kies de gewenste parameter.
Parameter bij Relaistest (→ Pagina 34)
◁
De gekozen uitgang wordt gedurende 10 minuten
geschakeld.
9.6
Reset toestellen uitvoeren
▶
Selecteer SERVICE REPORT → Instellingen → Com-
mando's → Reset toestellen.
9.7
Doorstroming van de CV-pomp instellen
1.
Selecteer Hoofdmenu WARMTEPOMP.
2.
Druk de draaiknop in.
3.
Selecteer Relaistest Warmtegeneratorpomp.
4.
Stel het pompvermogen in op 100%.
5.
Druk op de toets.
6.
Selecteer Bedrijfsgegevens Volumestroom warmte-
gebruik.
◁
De doorstroming wordt getoond.
Geldigheid: VWS 260/3 S1
1
▶
Stel met de instelschroef (1) de doorstroming in op de
gespecificeerde waarde.
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020316442_01