Referentietabellen
Zonefuncties
Optie
#
Beschrijving
Reserve
18
Voor het negeren van ongebruikte zones.
Inbraak
03
Wanneer het systeem wordt ingesteld,
veroorzaakt activering van een inbraakzone
een volledige alarmactivering die met een
geautoriseerde code moet worden gereset.
In/Uitgang
07
Hierbij wordt de uitschakelprocedure op
dezelfde manier gestart als via een zone met de
functie Laatste. Tijdens de inschakelprocedure
gedraagt een ingangszone zich echter als een
uitgangszone en wordt de volledige uitgangstijd
in acht genomen.
Laatste
01
Wanneer u een zone met de functie Laatste
opent als het systeem of het blok is
ingeschakeld, wordt de ingangsttijdgestart.
Wanneer u een zone met de functie Laatste
opent en vervolgens sluit gedurende de
afsluitprocedure, worden het systeem of
de toegewezen blokken ingeschakeld,
vooropgesteld dat alle zones zijn gesloten.
Volgzone
02
Tijdens de in- en uitschakelprocedures werken
deze zones zonder alarm. Deze zones worden
gebruikt om in- en uitgangsroutes te
beschermen.
Security
05
Wanneer deze zone geactiveerd wordt als het
systeem is uitgeschakeld, wordt een lokaal
alarm geactiveerd (zoemeruitgang wordt
geactiveerd) waarvoor het systeem niet
gereset hoeft te worden: het invoeren van
elke geldige code (type 2 of hoger) volstaat
om het alarm uit te schakelen en het systeem
te resetten.
Sleutel
09
Hiermee kan een zone worden gebruikt als
een aan-/uitschakelaar voor het systeem
of voor toegewezen blokken.
PA
13
Bij activering van deze zone wordt de
parameter Sirene Vertr. genegeerd en wordt er
onmiddellijk een volledig alarm geactiveerd dat
met een geautoriseerde gebruikerscode voor
Paniek Reset moet worden gereset.
PA-Stil
14
De functie PA-Stil is identiek aan de functie
PA, behalve dat er geen hoorbare of zichtbare
indicatie van de activering is.
Brand
19
De functie Brand werkt constant. Wanneer
deze functie is geactiveerd, krijgt een
brandzone voorrang op de parameter Sirene
vertr en activeert deze onmiddellijk een alarm
(Sirene, Flitser A en Brand).
Uitgangsfuncties
Optie
Reserve
Belsignaal
Flitser
Inbraak
Inschak
(Meegaand)
Sabotage
Gesch. DC
Brand
Bevestigd
Vertragingsbevestiging 84 Deze uitgang wordt geactiveerd
Fout
Lijn Fout
Security
230VAC Fout
RF Storing
RF Supervisie
Klok
A of B
8
#
Beschrijving
11 Hiermee worden ongebruikte
uitgangen aangeduid.
01 Deze uitgang wordt geactiveerd
bij een volledige alarmgebeurtenis
wanneer het systeem is
ingeschakeld. Deze functie
respecteert de Sirenetijd.
02 Deze uitgang wordt geactiveerd
bij een volledige alarmgebeurtenis
wanneer het systeem is
ingeschakeld. Deze functie
respecteert de Sirenetijd.
04 Deze uitgang wordt geactiveerd
bij een volledige alarmgebeurtenis
wanneer het systeem is
ingeschakeld.
09 Deze uitgang wordt geactiveerd
wanneer de toegewezen blokken
in het systeem worden ingeschakeld.
05 Deze uitgang wordt geactiveerd
wanneer circuit- of dekselsabotage
wordt geconstateerd.
08 Deze uitgang wordt gebruikt voor
de voeding van melders die alleen
kunnen worden gereset via een
tijdelijke stroomonderbreking,
bijvoorbeeld glasbreuk- of
trillingsmelders.
16 Deze uitgang wordt geactiveerd
wanneer er een brandzone wordt
geactiveerd.
20 Deze uitgang wordt
geactiveerd wanneer binnen
de bevestigingsperiode twee
verschillende zones worden
geactiveerd.
wanneer binnen de
vertragingsbevestigingsperiode twee
verschillende vertragingszones
worden geactiveerd.
76 Deze uitgang wordt geactiveerd
wanneer er een foutmelding
aanwezig is op het paneel.
De uitgang wordt uitgeschakeld
wanneer alle foutmeldingen zijn
gewist.
21 Deze uitgang wordt geactiveerd als er
een Lijn Fout-zone actief is of als er
langer dan 30 seconden een lijnfout
wordt waargenomen en bevestigd
door de modem/kiezermodule.
13 Deze uitgang wordt geactiveerd
wanneer er een beveiligingszone
wordt geactiveerd.
14 Deze uitgang wordt geactiveerd
wanneer de wisselstroomvoeding
uitvalt of wanneer een 230VAC
Fout-zone wordt geactiveerd.
66 Deze uitgang wordt geactiveerd
wanneer een van de RF RIO's die in
het systeem zijn geconfigureerd een
aanzienlijke interferentie waarneemt
die zorgt voor radiostoring.
67 Deze uitgang wordt geactiveerd bij
een supervisiefout van één van de
RF-detectors die in het systeem zijn
geconfigureerd.
29
Deze uitgang wordt geactiveerd
30
volgens de geprogrammeerde in-
en uitschakeltijden die aan de
functie zijn toegewezen.