Aansluiting op Intellibus
Opmerking: Sluit alleen camera's of een ethernetmodule op
deze bus aan. Het aanspreken van apparaten
op de Intellibus gebeurt automatisch
en opeenvolgend in volgorde van registratie.
Zie de handleiding voor GSM/GPRS voor
meer informatie over de installatie.
1. Als het systeem geen stroom meer krijgt, verbindt
u communicatiemodules zoals vereist.
We raden u sterk aan om een dubbeldraadse kabel te
gebruiken (bijv. cat 5/5e). Als de kabel korter is dan
100 meter, kan ook standaard 4-aderige kabel worden
gebruikt.
2. Verbind iedere beugel voor de camera-PIR's* naar de
Intellibus in een leiding en/of ringnetwerkconfiguratie
met de informatie in de tabel hieronder. Monteer de
camera-PIR's nog niet op dit moment.
Paneel Randapparatuur
C
C
D
D
−
0 V
+12 V
+
3. Plaats bij aftakleidingen langer dan 100 m alleen een
120Ω-eindweerstand (EOL) op de twee langste
aftakleidingen. Camera-PIR's hebben een geïntegreerde
eindweerstand die desgewenst met een jumper kan
worden geactiveerd.
4. Verwijder bij gebruik van twee of meer leidingen
de lijnafsluiterlink op het paneel.
5. Schakel de stroom in voor het systeem en ga naar
menu-optie 72 als de configuratie klaar is, en start
de automatische leermodus.
6. Monteer iedere camera-PIR op volgorde op de beugels
en verifieer de registratie op het bediendeel. Ieder
apparaat heeft maximaal een minuut nodig om op te
starten en te configureren.
Inleren draadloze detectors*
U kunt nieuwe draadloze detectors als volgt inleren:
1. Selecteer Batch leren (
bediendeel.
ent
2. Druk op
om de inleermode te activeren.
3. Plaats de batterij in de detector en activeer de
sabotageschakelaar. Het serienummer van de detector
wordt opgeslagen en gedurende 2 seconden
weergegeven. Het paneel piept ter bevestiging wanneer
elk apparaat is ingeleerd.
Als de signaalsterke minder bedraagt dan 3/10, wordt
het bericht Signaal niveau te laag gedurende 2
seconden weergegeven.
4. Als het inleren van een RF-apparaat is mislukt,
verwijdert u de batterij, veroorzaakt u kortsluiting
tussen de aansluitpunten voor batterij, plaatst u de
batterij terug en herhaalt u de bovenstaande procedure.
5. Herhaal de procedure vanaf stap 3 voor elk draadloos
apparaat.
* Camera-PIR's en draadloze sensoren zijn alleen bedoeld
voor installaties van graad 2.
52 ent 3 ent
) op het
Aanvullende programmering
Gebruik dit gedeelte ter referentie bij sommige functies
die u mogelijk wilt programmeren of wijzigen.
Parameters (51 ent)
Ingangstijd (05 ent) – Hiermee kunt u instellen hoeveel tijd
de gebruiker heeft om het systeem uit te schakelen.
Uitgangstijd (04 ent) – Hiermee kunt u instellen hoeveel tijd
de gebruiker heeft voordat het systeem wordt ingeschakeld.
Sirene tijd (01 ent) – Hiermee kunt u instellen hoe lang de
sirene actief blijft (standaard = 15 min.).
Sirene Vertr. (02 ent) – Hiermee kunt u de vertraging instellen
voordat de sirene wordt geactiveerd (max. 20 min.).
Reset niveau (65 ent) – Hiermee kunt u instellen welk
gebruikersniveau noodzakelijk is om specifieke fouten te
resetten.
Bevestiging (55 ent) – Hiermee kunt u instellen hoe
bevestigde alarmen worden gegenereerd.
Beddl. toegang (54 ent) – Hiermee kunt u uitschakelen bij
binnenkomst deactiveren.
RF parameters (60 ent) – Hiermee krijgt u toegang tot de
volgende opties:
RF adres (1 ent) – Hiermee kunt u draadloze virtuele
RIO-adressen in- en uitschakelen.
Keyfob PA (2 ent) – Hiermee kunt u gebruikers toestaan
de functie Paniekwaarschuwing van draadloze keyfobs
te programmeren.
Programmeren Zones (52 ent 1 ent
Zonenummer ent)
Zone funkt. (1 ent) – Hiermee kunt u de zonefunctie toewijzen.
Omschrijving (2 ent) – Hiermee kunt u zones een naam
geven (max. 16 tekens).
Deelbeveil. (5 ent) – Hiermee kunt u instellen of een zone
kan worden gebruikt voor gedeeltelijke inschakeling.
Overbr.baar (4 ent) – Hiermee kunt u instellen of een zone
kan worden overbrugd met een overbruggingsfunctie.
Bel functie (3 ent) – Hiermee kunt u instellen dat een kort
belsignaal wordt gegeven in de zones die worden
uitgeschakeld.
Blok (10 ent) – Hiermee kunt u een zone toewijzen aan een
blok als blokken zijn ingeschakeld.
Wrst.selekt. (9 ent) – Hiermee kunt u de vooraf gedefinieerde
weerstand van de geselecteerde zone wijzigen.
Antimask test (8 ent) – Hiermee kunt u de activiteit van zones
controleren.
RF opties (11 ent) – Hiermee krijgt u toegang tot de volgende
opties:
Serienr. (1 ent) – Hiermee kunt u serienummers van
draadloze apparaten handmatig invoeren of automatisch
inleren.
Loopnummer (2 ent) – Hiermee kunt u het lusnummer
van draadloze apparaten met meerdere ingangen instellen.
Supervisie (3 ent) – Hiermee kunt u periodieke
apparaatsupervisie instellen.
Auto reset (4 ent) – Hiermee kunt u instellen dat een zone
na vijf seconden geforceerd wordt gesloten.
Signaal niveau (5 ent) – Hiermee kunt u het signaalniveau
van het apparaat weergeven.
5