6.3.5 Demontage, vervanging
en hermontage van
de snij-inrichtingen
LET OP!
Draag werkhandschoenen om
de snij-inrichting te hanteren.
LET OP!
Vervang de beschadigde of
verwrongen snij-inrichtingen steeds; probeer
ze nooit te herstellen! GEBRUIK STEEDS
ORIGINELE SNIJ-INRICHTINGEN!
7. RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN
PROBLEMEN
1. M et de sleutel in de stand
«START», draait de startmotor
niet
2. D e sleutel staat in de «START»
stand, de startmotor draait maar
de motor slaat niet aan
3. D e motor stopt
4. E en moeilijke start of een
onregelmatige werking van de
motor
5. T ijdens het maaien is er een
krachtverlies van de motor
All manuals and user guides at all-guides.com
Voor deze machine is het gebruik van een snij-
inrichtingen voorzien met de code die aangege-
ven is in de tabel op pagina ii.
Gezien de ontwikkeling van het product, kunnen
de boven vermelde snij-inrichtingen in de loop
van de tijd vervangen worden door andere, met
soortgelijke eigenschappen voor wat betreft
verwisselbaarheid en functionele veiligheid.
MOGELIJKE OORZAAK
Blokkering van de elektronische
kaart wegens:
– de accu is niet opgeladen
– de zekering is doorgebrand
– o njuiste massa op de motor of op
het chassis
– o nderbreking van de
aardegeleiders van de
microschakelaars
– d e massa van de startmotor niet
goed is aangesloten
– e r geen toestemming tot starten
is gegeven
– te weinig benzineaanvoer
– e r een defect in de ontsteking is
opgetreden
Blokkering van de elektronische
kaart wegens:
– o nderbreking van de
aardegeleiders van de
microschakelaars
– de accu is niet opgeladen
– de accu niet goed verbonden
is (er wordt onjuist contact
gemaakt)
– d e massa van de motor niet
goed is
– er brandstofproblemen zijn
– de rijsnelheid is te hoog ten
opzicht van de snijhoogte
18
OPLOSSING
Zet de sleutel op stand «STOP» en
zoek de oorzaken van het defect:
– l aad de accu opnieuw op
(zie 6.2.3)
– v ervang de zekering (10 A)
(zie 6.3.4)
– controleer de aansluiting van de
zwarte draden
– controleer de aansluitingen
– controleer de aansluitingen van
de aardegeleiders
– controleer of de condities die
het opstarten toestaan in acht
genomen zijn (zie 5.2.a)
– controleer het niveau in de
benzinetank (zie 5.3.3)
– controleer de benzinefilter
– c ontroleer of de bougiekap juist
bevestigd is
– c ontroleer of de elektroden niet
vuil zijn en of hun onderlinge
afstand juist is
Zet de sleutel op stand «STOP» en
zoek de oorzaken van het defect:
– controleer de aansluitingen
– l aad de accu opnieuw op
(zie 6.2.3)
– controleer de aansluitingen
(zie 3.5)
– c ontroleer de massa van de
motor
– reinig of vervang luchtfilter
– m aak het bakje van de
carburateur schoon
– l eeg de benzinetank en vul met
nieuwe benzine
– controleer en vervang eventueel
de benzinefilter
– v erminder de rijsnelheid en/
of verhoog de stand van het
maaidek (4.4)