2
4
3
4-58
Werken met de afdrukfuncties
Kies de gewenste instellingen:
[Gradatie]:
[Halftonen (kleur)]:
[Halftonen (zwart-wit)]:
[Afbeeldingscorrectie
inschakelen]:
[Tonerdichtheid]:
[Tonerspaarstand gebruiken]:
[Puur zwart gebruiken]:
[Prioriteit voor gekleurde lijnen en
tekst]:
Controleer de instellingen en klik op [OK].
Hier kunt u de instellingen voor de gradatie selecteren
voor het afdrukken van afbeeldingen in halftonen.
Hier kunt u een rasterpatroon selecteren voor het
afdrukken van gegevens in halftonen (kleur).
Hier kunt u een rasterpatroon selecteren voor het
afdrukken van gegevens in halftonen (zwart-wit).
Als u in een toepassing afbeeldingsgegevens vergroot,
zoals foto's of grafische afbeeldingen, en ze dan afdrukt,
kunnen de afbeeldingen grof en rafelig worden. U kunt
met behulp van deze optie dit type gegevens van lage
resolutie gelijkmatiger afdrukken.
Regelt de dichtheid van de geprinte toner. Deze
instelling bepaalt de tonerdichtheid van alle 4
tonerkleuren (CMGZ).
Met behulp van deze functie kunt u het tonerverbruik van
de printer verminderen door de gegevens die worden
afgedrukt, uit te dunnen.
Bepaalt of grijscompensatie moet worden uitgevoerd of
niet. Grijscompensatie maakt dat zwarte en grijze
gegevens betrouwbaar in grijs en zwart worden
afgedrukt. Selecteer het onderwerp van de
grijscompensatie uit de lijst.
Schakel dit vakje in als gekleurde lijnen of letters er
rafelig uitzien.