7 | Onderhoud
6.3
Drukbewaking en oververhittingsbeveiliging
Drukwachter en oververhittingsbeveiliging zijn alleen in binnenunits met
geïntegreerde elektrische bijverwarming aanwezig.
Drukwachter en oververhittingsbeveiliging zijn in serie geschakeld. Op
de bedieningsunit gegeven alarmen of informatie wijzen dus op een te
lage installatiedruk of een te hoge temperatuur van de elektrische bijver-
warming.
OPMERKING:
Materiële schade door drooglopen!
Wanneer de cv-pomp PC0 gedurende langere tijd bij een te lage installa-
tiedruk wordt gebruikt, kan deze beschadigd raken.
▶ Eventuele lekkages in de installatie bij het activeren van de drukbe-
waking oplossen.
Het activeren van de drukbewaking blokkeert alleen de elektrische bij-
verwarming. De cv-pompPC0 en de buitenunit kunnen bij vorstgevaar
verder werken.
Drukwachter
De binnenunit heeft een drukwachter, die wordt geactiveerd, zodra de
druk in de cv-installatie tot onder 0,5 bar afneemt. Zodra de druk lager
wordt dan 0,5 bar, wordt de drukwachter automatisch gereset.
▶ Zorg ervoor, dat het expansievat en het overstortventiel op de gespe-
cificeerde installatiedruk zijn berekend en controleer, of in de instal-
latie een extra expansievat nodig is.
▶ Controleer de installatie op eventuele lekkage, eventueel is en groter
expansievat nodig.
▶ De druk in de cv-installatie langzaam door vullen van water via het vul-
ventiel verhogen.
Oververhittingsbeveiliging
De oververhittingsbeveiliging wordt geactiveerd, wanneer de tempera-
tuur van de elektrische bijverwarming hoger wordt dan 95 °C
▶ Controleer de installatiedruk.
▶ CV- en warmwaterinstellingen controleren.
▶ Oververhittingsbeveiliging resetten. Daarvoor de toets aan de onder-
kant van de aansluitdoos indrukken ([13], afb. 2).
6.4
Werkingscontrole
▶ Neem de installatie in gebruik conform de handleidingen van de be-
dieningsunit.
▶ Ontlucht de installatie conform hoofdstuk 6.1.
▶ Actieve onderdelen van de installatie conform de instructies van de
bedieningsunit testen.
▶ Controleer of aan de startvoorwaarde voor de buitenunit is voldaan.
▶ Controleer of een verwarmings- of warmwatervraag aanwezig is.
-of-
▶ Warm water aftappen of de stooklijn verhogen, om een vraag te gene-
reren (eventueel de instelling voor cv-bedrijf af bij hogere buiten-
temperatuur veranderen).
▶ Controleer, of de buitenunit start.
▶ Waarborg, dat geen actuele alarmen aanwezig zijn (zie handleiding
van de bedieningsunit).
-of-
▶ Storingen conform de instructies van de bedieningseenheid oplos-
sen.
▶ Bedrijfstemperaturen conform de handleiding van de bediening-
seenheid controleren.
18
6.4.1
Bedrijfstemperaturen
Controleer de bedrijfstemperaturen tijdens cv-bedrijf (niet in warmwa-
ter- of koelbedrijf).
Voor optimaal installatiebedrijf moet het debiet door de warmtepomp en
de cv-installatie worden gecontroleerd. Voer de controle uit na 10 minu-
ten warmtepompbedrijf bij hoog compressorvermogen.
Het temperatuurverschil voor de warmtepomp moet voor de verschillen-
de cv-installaties worden ingesteld.
▶ Bij vloerverwarming 5 K als temperatuurverschil verwarmen instel-
len.
▶ Bij radiatoren 8 K als temperatuurverschil verwarmen instellen.
Deze instellingen zijn voor de warmtepomp optimaal.
Controleer het temperatuurverschil bij hoog compressorvermogen:
▶ Diagnosemenu openen.
▶ Monitorwaarden kiezen.
▶ Warmtepomp selecteren.
▶ Temperaturen kiezen.
▶ Aanvoertemperatuur primair (warmtedrager uit, sensor TC3) en re-
tourtemperatuur (warmtedrager in, sensor TC0) in cv-bedrijf afle-
zen. De aanvoertemperatuur moet hoger zijn dan de
retourtemperatuur.
▶ Bereken het verschil TC3–TC0.
▶ Controleer, of het verschil overeenkomt met de voor cv-bedrijf inge-
stelde delta-waarde.
Bij te hoog temperatuurverschil:
▶ Ontlucht de cv-installatie.
▶ Filters reinigen.
▶ Controleren buisafmetingen.
Temperatuurverschil in de cv-installatie
▶ Stel het vermogen op de cv-pomp PC1 zodanig in, dat het volgende
verschil wordt bereikt:
▶ Bij vloerverwarming: 5 K.
▶ Bij radiatoren: 8 K.
7
Onderhoud
GEVAAR:
Gevaar voor elektrische schokken!
▶ Schakel, voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie wor-
den uitgevoerd, de hoofdvoeding uit.
OPMERKING:
Vervormingen door warmte!
Bij te hoge temperaturen vervormt het isolatiemateriaal (EPP) in de bin-
nenunit.
▶ Bescherm bij soldeerwerkzaamheden in de warmtepomp het isola-
tiemateriaal met warmtebestendig materiaal of vochtige doeken.
▶ Gebruik alleen originele reserveonderdelen.
▶ Bestel reserve-onderdelen conform de reserveonderdelenlijst.
▶ Vervang gedemonteerde dichtingen en O-ringen door nieuwe exem-
plaren.
Bij een inspectie moeten de hierna beschreven werkzaamheden worden
uitgevoerd.
Geactiveerde alarmen weergeven
▶ Controleer het alarmprotocol (instructie voor de besturing).
EnviLine A/W Split E • 6720892202 (2020/06)