Werkingscontrole
▶ Functietest uitvoeren ( hoofdstuk 6.4).
Stroomkabel installeren
▶ Controleer de stroomkabel op mechanische beschadiging. Vervang
beschadigde kabel.
7.1
Deeltjesfilter
Het filter voorkomt, dat deeltjes en verontreinigingen in de warmtepomp
terecht komen. In de loop der tijd kan het filter verstoppen en moet wor-
den gereinigd.
Voor het reinigen van het filter hoeft de installatie niet te worden af-
getapt. Filter en afsluiter zijn geïntegreerd.
Filterreiniging
▶ Ventiel sluiten (1).
▶ Kap (met de hand) afschroeven (2).
▶ Filter uitnemen en onder stromend water of met perslucht reinigen.
▶ Filter weer monteren. Zorg er voor een juiste montage voor, dat de ge-
leidingen in de uitsparingen op het ventiel passen.
1
1.
2.
3
Afb. 15 Filterreiniging
▶ Schroef de beschermdop er weer op (handvast aantrekken).
▶ Ventiel openen (4).
8
Installatie van de accessoires
8.1
Temperatuurregelaar (accessoire, zie afzonderlijke
instructie)
Wanneer de temperatuurregelaar na de inbedrijfname van de installatie
wordt geïnstalleerd, moet deze in het inbedrijfnamemenu als bedie-
ningsunit voor de betreffende cv-groep worden ingesteld ( instructies
bedieningsunit).
▶ Vóór de inbedrijfstelling van de installatie op de temperatuurregelaar
eventueel de instelling voor de cv-groep uitvoeren ( instructie van
de temperatuurregelaar).
EnviLine A/W Split E • 6720892202 (2020/06)
▶ Geef bij de inbedrijfname van de installatie aan, dat een temperatuur-
regelaar als bedieningsunit voor cv-groep 1 is geïnstalleerd ( in-
structies van de bedieningsunit).
▶ Kamertemperatuur conform de instructies van de bedieningsunit in-
stellen.
Wanneer op de EMS-klem al een component is aangesloten, de aanslui-
ting conform afb. 16 op dezelfde klem parallel uitvoeren. Wanneer in de
installatie meerdere EMS-modules worden geïnstalleerd, deze conform
afb. 13, hoofdstuk 5.7.9 aansluiten.
2
4
Afb. 16 EMS-aansluiting op installatiemodule
2.
8.2
Leg om inductieve invloeden te voorkomen alle laagspanningskabels
(meetstroom) met 100 mm minimale afstand tot stroomvoerende
230 V- of 400 V-kabels.
Gebruik voor het verlengen van de aansluitkabels van temperatuursen-
soren de volgende aderdiameters:
1.
• Tot 20 m kabellengte: 0,75 tot 1,50 mm
6 720 805 915-01.1I
• Tot 30 m kabellengte: 1,0 tot 1,50 mm2
De relaisuitgang PK2 is in koelmodus actief en kan voor het aansturen
van het koel-/verwarmingsbedrijf van een ventilatorconvector of een cv-
pomp worden gebruikt of voor het aansturen van vloerverwarmingscir-
cuits in vochtige ruimten.
Maximale belasting op relaisuitgangen: 2 A, cosϕ > 0,4. Bij een hogere
belasting is het gebruik van een tussenrelais nodig.
Materiële schade door verkeerde aansluiting!
Door de aansluiting op een verkeerde spanning of stroomsterkte is scha-
de aan elektrische componenten mogelijk.
▶ Voer uitsluitend aansluitingen op externe aansluitingen van de bin-
nenunit uit, die voor 5 V en 1 mA zijn aangepast.
▶ Wanneer koppelrelais nodig zijn, uitsluitend relais met goudcontac-
ten gebruiken.
Installatie van de accessoires | 8
Externe ingangen
WAARSCHUWING:
6 720 809 156-42.2I
2
19