Een standaardfax verzenden
1.
Laad het document dat u wilt faxen in
de printer.
U kunt faxen vanuit de automatische
documentinvoer (ADF) of vanaf de glasplaat
van de scanner.
2.
Raak Fax aan.
Een fax via een extra telefoontoestel verzenden
1.
Laad het document dat u wilt faxen in
de printer.
U kunt faxen vanuit de automatische
documentinvoer (ADF) of vanaf de glasplaat
van de scanner.
2.
Raak Fax aan.
3.
Kies het nummer met behulp van het
toetsenblok op de telefoon die op de
printer is aangesloten.
Opmerking: Vermijd het gebruik
van het toetsenblok op het
bedieningspaneel van de printer
wanneer u handmatig een fax
verzendt. Kies dan het nummer van
de ontvanger met de toetsen op de
telefoon.
3.
Voer het faxnummer in met behulp van
het toetsenblok.
Tip: Als u een pauze wilt invoegen
in het faxnummer dat u invoert,
raakt u *@ herhaaldelijk aan
totdat er een streepje (-) op het
scherm verschijnt.
4.
Raak Start zwart-wit of Start kleur aan.
Tip: Als u van de ontvanger te
horen krijgt dat de kwaliteit van de
door u verzonden fax niet goed is,
kunt u de resolutie of het contrast
van de fax wijzigen.
4.
Als de ontvanger de telefoon opneemt,
kunt u met de ontvanger spreken
voordat u de fax verzendt. Wanneer u
gereed bent om de fax te verzenden.
Opmerking: Als een faxapparaat
de oproep beantwoordt, hoort u
de faxtonen van het ontvangende
apparaat. Ga verder met de volgende
stap om de fax te verzenden.
5.
Wanneer u klaar bent om de fax te
verzenden, raakt u Start zwart-wit of
Start kleur aan.
Opmerking: Selecteer Fax verzenden
als u daarom wordt gevraagd.
Als u voor het verzenden van de fax een
gesprek voert met de ontvanger, zegt u
tegen de ontvanger dat deze op Start moet
drukken op het ontvangende faxapparaat
wanneer er faxtonen hoorbaar zijn.
Tijdens het verzenden van de fax is geen
geluid hoorbaar over de telefoonlijn. Op
dat moment kunt u de telefoonverbinding
verbreken. Als u verder wil gaat met uw
gesprek, blijft u aan de lijn totdat de fax is
verzonden.
Faxen instellen en gebruiken
47