Installatie
5
Installatie
5.1
Pomp opstellen
Installatievoorwaar-
den
5.2
Vullen met smeermiddel
Vullen met smeermid-
del
14
Bij het opstellen van de pomp dient men zich aan de volgende voorwaarden te houden:
De pomp altijd loodrecht op een stevige, egale ondergrond opstellen.
– Draagvermogen van de bodem op de installatieplaats controleren.
– De vacuümflens dient als referentieoppervlak te worden gebruikt.
– Tapgaten in de trillingsdemperbuffers kunnen gebruikt worden ter bevestiging.
Bij inbouw in een gesloten huis zorgen voor voldoende luchtcirculatie.
– De pomp zodanig inbouwen, dat de spanning- en frequentiegegevens op het type-
plaatje zichtbaar zijn.
– Ventilatie-openingen op de motor vrijhouden, om voor voldoende koellucht te zor-
gen.
Vóór de eerste inbedrijfstelling vullen met smeermiddel (zie p. 14, ).
– Hoeveelheid en type volgens typeplaatje
De vacuümpomp moet onder de volgende omgevingsomstandigheden worden geïnstal-
leerd en gebruikt:
Installatieplaats
Omgevingstemperatuur
Relatieve luchtvochtigheid
Opstellingshoogte
Netspanning
Bij elke vacuümpomp wordt het smeermiddeltype en de te vullen hoeveelheid vermeld
op het typeplaatje van de pomp. Over het algemeen kan later alleen het bij de eerste
montage gebruikte smeermiddel worden gebruikt.
Goedgekeurde smeermiddelen
● P3 (Standaardsmeermiddel)
● F5 Smeermiddel
● Andere smeermiddelen op aanvraag.
Uitsluitend toegestane bedrijfsvloeistoffen gebruiken!
Bij het gebruik van bedrijfsvloeistoffen die nooit door Pfeiffer Vacuum zijn toegestaan,
geldt uitsluitend een beperkte garantie. In dit geval kunnen wij niet garanderen dat de
pomp volgens de technische specificaties werkt.
Andere toepassingsspecifieke bedrijfsvloeistoffen mogen uitsluitend na overleg wor-
den gebruikt.
Smeermiddel vulschroef 31 uitschroeven.
Vullen met smeermiddel.
De stand van het smeermiddel in het eindvacuüm controleren bij een draaiende, be-
drijfswarme pomp:
– Vulniveau tijdens bedrijf: volgens de kijkglasafbeelding.
– Het vulniveau bij continu bedrijf dagelijks controleren, anders na elke inschakeling.
Voor het bijvullen de pomp uitschakelen en op atmosferische druk beluchten.
Binnen, maar beschermen tegen stofafzetting
Buiten, maar beschermen tegen directe weersinvloeden
+5 °C tot +40 °C
max. 85 %
max. 2000 m N.N., bij opstellingshoogten > 1000 m N.N. en bij 40 °C
omgevingstemperatuur daalt het nominale vermogen van de motor
met ca. 10 %
volgens de gegevens op het motortypeplaatje
LET OP