12. Storingen opsporen
GEVAAR
Elektrische schok
Dood of ernstig persoonlijk letsel
‐
Schakel de voedingsspanning uit en wacht minimaal
vijf minuten voordat u aansluitingen uitvoert in de
stroomonderbrekerkast of besturingskast.
‐
Zorg ervoor dat de voedingsspanning is losgekoppeld
en niet per ongeluk kan worden ingeschakeld.
12.1 Het systeem werkt niet wanneer het wordt gestart
Het systeem werkt niet wanneer het wordt gestart.
Oorzaak
De actuele druk is hoger dan of
gelijk aan het setpoint.
De voedingsspanning is
uitgeschakeld.
De stroomonderbrekers zijn
uitgeschakeld.
De interne motorbeveiliging is
geactiveerd.
De stroomonderbreker is
defect.
De motor is defect.
Storing persdruksensor.
•
De persdruksensor is
defect.
•
De kabel is stuk of er is
kortsluiting.
12.2 Het systeem stopt meteen na het inschakelen
Het systeem stopt meteen na het inschakelen. De bedrijfsdruk
wordt niet gehaald.
Oorzaak
Droogloop of geen voordruk.
12.3 Het systeem stopt en kan niet herstarten
Het systeem stopt en kan niet herstarten.
Oorzaak
Storing persdruksensor.
•
De persdruksensor is
defect.
•
De kabel is stuk of er is
kortsluiting.
Storing in klemmenkast.
•
De voedingsspanning is
uitgeschakeld voor pomp 1.
•
De klemmenkast is defect.
12.4 Instabiele watertoevoer vanuit het systeem
De watertoevoer vanuit het systeem is onstabiel (alleen voor
systemen met zeer laag verbruik).
Oorzaak
De voordruk is te laag.
26
Oplossing
Wacht tot de druk gedaald is of
verlaag de druk aan de perszijde
van het systeem en controleer of
het systeem inschakelt.
Schakel de voedingsspanning in.
Corrigeer de storing en schakel
de stroomonderbrekers in.
Neem contact op met Grundfos.
Vervang de stroomonderbreker.
Repareer of vervang de motor.
•
Vervang de persdruksensor.
•
Herstel of vervang de kabel.
Oplossing
Controleer de watertoevoer naar
het systeem. Wanneer de
voordruk is hersteld, worden de
pompen na 15 seconden opnieuw
ingeschakeld.
Oplossing
•
Vervang de persdruksensor.
Persdruksensoren met
uitgangssignalen van 0-20 mA
of 4-20 mA worden door het
systeem bewaakt.
•
Herstel of vervang de kabel.
•
Schakel de voedingsspanning
in.
•
Vervang de klemmenkast van
pomp 1.
•
Neem contact op met
Grundfos.
Oplossing
Controleer de zuigleiding en
mogelijk de zeef.
Oorzaak
De zuigleiding of de pompen
zijn gedeeltelijk verstopt door
verontreinigingen.
De pompen zuigen lucht aan.
De persdruksensor is defect.
12.5 Pompen werken maar leveren geen water
Pompen werken maar leveren geen water.
Oorzaak
De zuigleiding of de
pompen zijn verstopt door
verontreinigingen.
De keerklep is geblokkeerd in
de gesloten stand.
De zuigleiding lekt.
Lucht in zuigleiding of pompen. Ontlucht de pompen. Controleer
12.6 Het systeem kan het setpoint niet bereiken
Het systeem kan het setpoint niet bereiken.
Oorzaak
De kabel is stuk of
er is kortsluiting (GENIbus-
communicatie tussen pomp 1
en pomp 2 of 3).
Pomp 2 of 3 werkt niet.
12.7 Lekkende asafdichting
De asafdichting lekt.
Oorzaak
De asafdichting is defect.
De hoogteregeling van de
pompas is niet nauwkeurig.
12.8 Pompen maken zeer veel lawaai
Pompen maken zeer veel lawaai.
Oorzaak
De pompen caviteren.
De pompen kunnen niet vrij
roteren (wrijvingsweerstand)
door de onnauwkeurige hoogte
van de pompas.
12.9 Zeer vaak starten en stoppen
De pomp start en stopt zeer vaak.
Oorzaak
Verkeerde voordruk van het
expansievat.
Het verschil tussen in- en
uitschakeldruk is te klein.
Deze situatie doet
zich alleen voor bij
systemen met
noodbedrijf.
Oplossing
Reinig de zuigleiding of de
pompen.
Controleer de zuigleiding op
lekkages.
Vervang de persdruksensor.
Oplossing
Reinig de zuigleiding of de
pompen.
Reinig de keerklep. De keerklep
moet vrij kunnen bewegen.
Controleer de zuigleiding op
lekkages.
de zuigleiding op lekkages.
Oplossing
Herstel of vervang de kabel.
Schakel de voedingsspanning
naar de pomp in en controleer de
pompstatus.
Oplossing
Vervang de asafdichting.
Pas de ashoogte aan.
Oplossing
Reinig de zuigleiding of pompen
en zo nodig de zeef.
Pas de ashoogte aan.
Zie de installatie- en
bedieningsinstructies van de
pomp, die bij het systeem zijn
geleverd.
Oplossing
Controleer de voordruk.
Verhoog de instelling van
het drukverschil voor elke
drukschakelaar.