Tabel 17-1
Numerieke foutmeldingen (vervolg)
Foutmelding
27.n:01 (waarbij n = het
nummer van de sleuf in de
printkop)
29:01
32:01
32:01.2
32:02
41:03
42:03
44:10
44.1:01
44.2:01
44.4:01
52:01
158 Hoofdstuk 17 Foutmeldingen op het voorpaneel
Aanbeveling
De kalibratie werd niet uitgevoerd omdat een of meer printkoppen defect zijn. Gebruik het overzicht
van de status van de printkoppen om de defecte printkoppen te zoeken en vervang ze.
De printkopreinigingspatroon is niet juist geplaatst. Open de deur van de printkopreinigingspatroon
aan de rechterkant van de printer, controleer of de printkopreinigingspatroon op de juiste wijze is
geplaatst en sluit de deur. Wanneer het probleem niet is verholpen, vervangt u de
printkopreinigingspatroon.
De opvangspoel is losgekoppeld. Als u de opvangspoel wilt gebruiken, zet u de printer uit en
controleert u of alle opvangspoelkabels verbonden zijn (sensorkabels, printerkabel). Als u hem niet
wilt gebruiken, moet u mogelijk het substraat handmatig van de opvangspoel halen. Snijd het
substraat eerst, evenwel handmatig of door de optie Form feed and cut (Formulier doorvoeren en
snijden) in het voorpaneelmenu Substrate (Substraat) te gebruiken.
Deze fout treedt op wanneer de spanningsbalk langer dan 8 seconden in een van de posities staat
waarbij de sensor wordt ingeschakeld. De meest waarschijnlijke oorzaken van deze fout zijn de
volgende.
●
De wikkelspoelschakelaar op de opwikkelspoelmotor is geactiveerd, maar het substraat is nog
niet met tape op de opwikkelspoel bevestigd.
●
De verkeerde opwikkelspoel is geselecteerd.
●
Iets blokkeert de beweging van de spanningsbalk.
●
Het substraat volgt niet het juiste pad tussen het draagijzer en de omleider.
Deze fout treedt op bij het inschakelen van de printer om aan te geven dat de opvangspoel is
losgekoppeld terwijl de printer uit stond. Deze fout verschijnt ook wanneer u de opvangspoel
probeert in te schakelen, maar deze niet is verbonden met de printer. Verbind de opvangspoel met
de printer en druk op
OK
om verder te gaan.
Open het printervenster en controleer of er geen obstakels de beweging van de aandrijfroller
beperken. Raadpleeg
Het substraat is vastgelopen op pagina 142
vastgelopen en de beweging van de aandrijfroller beperkt.
Schakel de printer uit via het voorpaneel en schakel vervolgens ook de stroomschakelaar op de
achterzijde van de printer uit. Open het venster en controleer op zichtbare obstakels die de
beweging van de printkopwagen beperken. Als een gekreukte massa substraat de wagen blokkeert,
til dan de substraathendel op en verwijder de blokkade. Zet de printer weer aan.
De afvalbeheerventilator is defect.
De kabel van het afvalbeheersysteem is losgekoppeld; ook de kabel van de printerafdekplaat naar
de connector kan losgekoppeld zijn.
Er is een schakelaar defect. Controleer het afvalbeheersysteem: de inktbuisassemblage moet zijn
verbonden en de deur van de inktfilter moet gesloten zijn.
Er zit ruis op het signaal van het afvalbeheersysteem. Controleer of de connector juist is
aangesloten.
Probleem met de druppeldetector. Controleer of de inkttrechter juist is geïnstalleerd. Gebruik het
proces 'De inktonderhoudsset vervangen' (zie
toegang te krijgen tot de trechter. Controleer dat er geen obstructie (zoals substraat) in de trechter
zit die het signaal van de detector kan blokkeren.
wanneer het substraat is
De inktonderhoudsset vervangen op pagina
110) om
NLWW