◦
Verhoog het aantal passages.
◦
Wijzig de materiaalvoorinstellingen zoals vermeld in
●
Wanneer er strepen optreden in alle kleuren over de breedte van de afgedrukte afbeelding is er
waarschijnlijk een probleem met de substraatdoorvoer. Gebruik het voorpaneel om de
substraatdoorvoer aan te passen (zie
Bij donkere strepen verhoogt u de substraatdoorvoer; bij lichte strepen verlaagt u de doorvoer.
Wanneer u de juiste aanpassing heeft gevonden, slaat u de waarde op in de RIP voor toekomstige
afdrukken op hetzelfde substraat.
Een andere oorzaak kan zijn dat er een vezel zit in een van de printkoppen. Schakel de printer uit en laat
deze afkoelen, verwijder dan een voor een de printkoppen en verwijder mogelijke vezels die eraan vast
zitten.
●
Wanneer de strepen slechts bij enkele kleuren optreden, kan dat liggen aan een defecte printkop.
◦
Druk het statusschema voor de printkoppen af (zie
gebruiken op pagina
(herstellen) op pagina
◦
Reinig de printkoppen nogmaals.
◦
Lijn de printkoppen uit (zie
◦
Druk het statusschema voor de printkoppen opnieuw af. Vervang de printkop met het grootste
aantal verstopte spuitmondjes.
◦
Wanneer de strepen onregelmatig optreden, gaat u naar het frontpaneel en drukt u op
daarna op
niet weer uit te schakelen als u deze niet langer nodig hebt, aangezien deze de levensduur van de
reinigingskit voor de printkoppen verkort.
●
Wanneer de strepen optreden bij de meeste kleuren, zijn de printkoppen mogelijk verkeerd uitgelijnd.
Dit is waarschijnlijk wanneer de printkoppen lange tijd niet zijn uitgelijnd of wanneer het substraat is
vastgelopen. Lijn indien nodig de printkoppen uit (zie
van het statusschema voor de printkoppen kunt u bepalen of dat noodzakelijk is (zie
voor de printkoppen gebruiken op pagina
●
Wanneer de strepen voornamelijk optreden in zwarte gebieden, maakt u een nieuw profiel aan met puur
zwart en geen mengsel van andere kleuren. Raadpleeg uw RIP-documentatie.
Als het probleem aanhoudt, dan neemt u contact op met een dienstvertegenwoordiger (zie
Klantenondersteuningscentra op pagina
Substraatdoorvoer aanpassen
De substraatdoorvoersensor meet de doorvoer van het substraat en compenseert onregelmatigheden bij
iedere passage van de printkoppen. Om de kwaliteit van de afdruk precies af te stellen, kan het nodig zijn om
de snelheid waarmee het substraat wordt doorgevoerd aan te passen. De substraatdoorvoer bepaalt het
plaatsen van de stippen op het substraat. Wanneer het substraat niet op de juiste wijze wordt doorgevoerd,
verschijnen er lichte of donkere strepen op de afgedrukte afbeelding en kan de korrel in de afdruk toenemen.
U kunt de substraatdoorvoer wijzigen in de parameter Substraatdoorvoer in de substraatvoorinstellingen van
de RIP.
1.
Druk op het frontpaneel op
substraatdoorvoer > Wijzigingsschema afdrukken. De printer drukt nu een afbeelding van de
substraatdoorvoerwijziging.
132 Hoofdstuk 13 Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen
Aanpassen substraatdoorvoer tijdens afdrukken op pagina
129). Reinig, indien nodig, de printkoppen (zie
103).
Printkoppen uitlijnen op pagina
, Inkt > Onderhoud afdrukkwaliteit > Extra reinigen PK > Aan. Vergeet deze optie
129).
162).
, daarna op
Trucs voor kleurreproductie op pagina
Het statusschema voor de printkoppen
De printkoppen reinigen
93). Lijn ze indien nodig handmatig uit.
Printkoppen uitlijnen op pagina
, Inkt > Onderhoud afdrukkwaliteit > Kalibratie
68.
133).
,
93). Met behulp
Het statusschema
HP
NLWW