•
De opname-interval kan afhankelijk van de opnameomstandigheden meer dan 2 seconden zijn
wanneer [
] wordt geselecteerd.
•
De flitsoutput is mogelijk niet constant wanneer [
•
De bediening is gelijk aan [
Bracket-opnamen op [
•
Gebruik het Snelle Menu (P30) om in te stellen wanneer u zich in de Intelligente automatische
modus bevindt.
•
Zelfontspanner kan niet ingesteld worden op [
[OPNAME] functie:
De focusmethode instellen
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
De functie kiezen die overeenkomt met de opnamecondities en de samenstelling.
Zet de instelknop voor de focusfunctie op [AFS] of [AFC].
Druk op 2 (
AF-functie te selecteren.
•
U kunt ook de functieknop achterop gebruiken om te
selecteren.
Onderdeel
[š]: Gezichtsdetectie
[
]: AF Tracking
[
]: 23-zone-focus
[Ø]: 1-zone-focus
Druk op [MENU/SET] om het menu te sluiten.
•
U kunt de sluiterknop ook tot halverwege indrukken om het menu te sluiten.
], zelfs als deze tijdens het maken van Multi Film
] staat (P84).
) en vervolgens op 2/1 om de
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon.
De focus en de belichting worden ingesteld op de waarden
die het best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het
gezicht zich in het beeld bevindt. (max. 15 zones)
De focus en de belichting kunnen worden aangepast aan
een specifiek onderwerp. De focus en de belichting zullen
het onderwerp blijven volgen, zelfs als dat beweegt.
(Dynamische opsporing)
Er kan op max. 23 punten per AF-zone worden
scherpgesteld. Dit is doeltreffend wanneer het onderwerp
zich niet in het midden van het scherm bevindt.
(het kader van de AF-zone is gelijk aan de instelling van de
beeldverhouding)
Het toestel stelt scherp op het onderwerp in de AF-zone op
het scherm.
De positie en de grootte van de AF-zone kunnen gewijzigd
worden.
Gevorderd (Opname van beelden)
] wordt ingesteld.
] in Intelligente automatische functie.
(AF-functie)
Effect
69
VQT2S69