Aantekening
•
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
–
Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het
onderwerp, De kleur van het onderwerp, De afstand tot het onderwerp, Het contrast van het
onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt
–
Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, In omstandigheden met weinig licht,
Als de camera heen en weer wordt geschud, Als de zoom wordt gebruikt
•
Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
•
Compensatie van de achtergrondverlichting
–
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is. In dit geval zal het
onderwerp donker worden, dus deze functie compenseert het achterlicht door het geheel van
het beeld automatisch op te lichten. Achterlichtcompensatie wordt automatisch toegepast in
Intelligente automatische modus.
Het is mogelijk om per onderwerp de focus en belichting in te stellen. De focus en belichting
zullen het onderwerp automatisch blijven volgen, ook als het beweegt.
1
Op 2 drukken.
•
[
] wordt linksonder in het scherm weergegeven.
•
Het AF Tracking-kader wordt in het midden van het
scherm weergegeven.
•
Druk nogmaals op 2 om te annuleren.
2
Plaats het onderwerp in de Opsporingsframe en
druk de ontspanknop tot de helft in om het onderwerp te vergrendelen.
•
De AF-zone wordt groen zodra de camera het onderwerp waarneemt.
•
Het AF Tracking-kader wordt geel zodra u de ontspanknop loslaat en
vervolgens wordt de optimale scène voor het vergrendelde onderwerp bepaald.
•
Druk op 2 om te annuleren.
Aantekening
•
[GEZICHT HERK.] werkt niet tijdens AF-opsporing.
•
Gelieve de Aantekening m.b.t. de AF-opsporing lezen op P71.
Instellingen in intelligente automatische functie
•
Alleen de volgende functies kunnen ingesteld worden in deze functie.
[OPNAME] functiemenu
–
[ASPECTRATIO] (P114)/[FOTO RES.] (P115)/[KWALITEIT] (P116)/[GEZICHT HERK.] (P116)/
¢1
[STABILISATIE]
¢1 Het kan niet op [MODE3] gezet worden.
[BEWEGEND BEELD] functiemenu
–
[OPN. KWALITEIT]
¢2 [
] kan niet ingesteld worden.
[VOORKEUZE] -menu
–
[RICHTLIJNEN] (P125)
[SET-UP] menu
–
[KLOKINST.]/[WERELDTIJD]/[TOON]/[LCD MODE]/[TAAL]
•
Gebruik het Snelle Menu (P30) om de volgende functies in te stellen:
–
[STANDAARD] en [STANDAARD] (
–
[
] en [
] in [ZELF ONTSP.]
¢3 Het zal opnieuw op [
de stroom in- en uitgeschakeld wordt [ON]/[OFF].
AF Tracking-functie
(P117)
¢2
(P103)/[CONTINU AF] (P124)/[WINDREDUCTIE] (P124)
¢3
(P68)
] gezet worden als de Intelligent Auto functie gewist wordt of wanneer
) in [OPN. MODE] (P82)
Basiskennis
41
VQT2S69