14. Kalibreren
a) Algemene informatie over het kalibreren
Let op! Raak in geen geval de hete extruder of de hete verwarmingsplaat aan! Hierdoor bestaat gevaar voor verbranding!
Tijdens het opwarmen kan er enige rook of damp ontstaan. Dat is normaal. Zorg voor voldoende ventilatie.
Als u kalibreert, mag er geen filament in de extruders zitten, want dat verstoort de meetwaarden.
Als er al filament in de extruders zit, dan moet u die volledig uit beide extruders verwijderen, voordat u gaat kalibreren. Raadpleeg
daarvoor hoofdstuk "15. Filament verwijderen en vervangen" of gebruik methode 3 in hoofdstuk "21. b) Reinigen".
Controleer bovendien of de spuitmonden volledig schoon zijn. Als ze vuil zijn, maak ze dan schoon zoals beschreven in hoofdstuk
"21. b) Reinigen".
De beide extruders en spuitmonden moeten zo goed schoon zijn, dat er geen filament meer uitkomt als ze opgewarmd worden tot
printtemperatuur.
Controleer of de afstandsbouten volledig in de ondertafel zijn gedraaid en dat de verwarmingsplaat op de afstandsbouten rust.
Deze kalibratie is absoluut geen vervanging voor een correcte basisafstelling van de Z-eindschakelaar of voor de correcte afstelling
van de afstand tussen spuitmond en verwarmingsplaat. De kalibratie is bedoeld om kleine oneffenheden van de verwarmingsplaat
tijdens het printen te corrigeren.
Controleer, voordat u gaat kalibreren, of er nieuwe firmware beschikbaar is en installeer die als dat het geval is. Raadpleeg hiervoor
hoofdstuk "20. Firmware-update". Door de update kan het voorkomen dat de gegevens van eerdere scans van de verwarmingsplaat
gewist worden. U kunt controleren of dat het geval is met het commando "M3013", zoals beschreven in hoofdstuk "19. a) Hoogste
positie van de verwarmingsplaat bepalen". Als er dan een matrix verschijnt, zijn de scans niet gewist.
U moet het apparaat van tijd tot tijd kalibreren. Dat is een vereiste voor een hoge printkwaliteit. Kalibreer de printer in ieder geval als
u deze heeft verplaatst, de verwarmingsplaat heeft gewijzigd of een nieuwe versie van de firmware heeft geïnstalleerd.
De afgebeelde schermen kunnen per firmware-versie enigszins afwijken.
Het scannen van de verwarmingsplaat met "Scan PLA" en "Scan ABS" verloopt na de handeling "Afstand tussen spuitmond en verwarmings-
plaat instellen", geheel automatisch tot aan het uitlijnen van de tweede extruder. Dat wil zeggen, de printer warmt automatisch op tot de juiste
temperatuur en bepaalt na de Heat Bed Scan automatisch de afstand tussen spuitmond en verwarmingsplaat bij printtemperatuur. Deze af-
stand wordt automatisch meegenomen bij alle verdere prints. De Z-offset, in te stellen in het firmware-menu of met het commando "M3006" in
de G-code, kan in de meeste gevallen 0 zijn.
De Heat Bed Scan via "Scan" gaat sneller. Deze wordt namelijk bij een lagere temperatuur uitgevoerd, zodat de firmware niet hoeft te wachten
totdat de PLA- of ABS-temperatuur is bereikt. Omdat de firmware bij het printen geen rekening kan houden met een eventuele verandering
van de afstand tussen verwarmingsplaat en extruder door de gewijzigde temperatuur, kunt u de Z-offset handmatig bepalen en instellen via het
firmware-menu of met het commando "M3006" in de G-code.
U kunt 9 verschillende Z-matrixen, bepaald via de Heat Bed Scan, opslaan. U kunt via het menu "Set Z-Matrix" of het commando "M3009" in de
G-code kiezen welke matrix gebruikt moet worden. U kunt zo de Heat Bed Scan voor verschillende materialen of slicer-instellingen uitvoeren
en afzonderlijk opslaan. De firmware kan dan voor het printen de optimale Z-matrix laden en gebruiken voor de Z-compensatie.
Bedenk echter wel dat als u meer dan één matrix gebruikt, de handmatige correctie van de Z-offset opnieuw nodig is. De twee extruders worden
tijdens de kalibratie namelijk mechanisch verplaatst.
78