16. Aanbeveling om de naaivoet te verwijderen wanneer u
knopen aannaait.
17. Aanbeveling voor het omlaag brengen van de
transporteur wordt weergegeven wanneer knopen
aannaaien is geselecteerd.
18. Aanbeveling voor het gebruiken van het multifunctionele
gereedschap/knopenhulpstuk (optioneel accessoire,
onderdeelnummer 4131056-01) bij het aannaaien van een
knoop.
19. Stel het aantal op de knoop te naaien steken in met de
navigatiepijlen omhoog en omlaag (C).
20. De steekdichtheid wordt weergegeven in plaats van de
steeklengte als er een cordonsteek, knoopsgat, trens of
stopsteek is geselecteerd. Verlaag of verhoog de
steekdichtheid door op steeklengte - en + (A) te drukken.
21. Aanbeveling voor knoopsgat met inlegdraad. Bij het
naaien van knoopsgaten in elastische stof raden we aan
om het knoopsgat met draad in te leggen voor meer
duurzaamheid (zie Knoopsgat met inlegdraad (elastische
stoffen), pagina 55.
22. Verlenging wordt weergegeven in plaats van dichtheid als
op de toets weergave afwisselen wordt gedrukt als er een
cordonsteek is geselecteerd. Verklein of vergroot de
verlenging door op de + of de - te drukken (A).
23. Aanbeveling om zelfklevende glijplaatjes te gebruiken (zie
Naaivoeten, pagina 9).
24. Bij het naaien van een stop- of trensprogramma is het
pictogram voor achteruitnaaien te zien om aan te geven
dat u op de achteruitnaaitoets moet drukken wanneer de
stopsteek of de trens de gewenste lengte hebben.
34
3 Naaimodus