Het gebruik van accessoires, transducers en kabels, anders
dan degene die door de fabrikant van deze apparatuur zijn
gespecificeerd of meegeleverd, kan leiden tot verhoogde
elektromagnetische emissies of verlaagde elektromagnetische
immuniteit van deze apparatuur en leiden tot onjuiste werking.
Draagbare RF-communicatieapparatuur (inclusief randapparatuur
zoals antennekabels en externe antennes) moet op meer dan
30 cm van elk onderdeel van de hoortoestellen worden gebruikt,
inclusief de door de fabrikant gespecificeerde kabels. Indien dit
niet in acht wordt genomen, kan dit leiden tot verslechtering
van de prestaties van deze apparatuur.
De USB-poort van de oplader mag alleen voor het beschreven
doel worden gebruikt.
Gebruik voor de oplader alleen apparatuur met een
IEC 62368-1 en IEC 60601-1-certificering met een
outputkwalificatie van 5 VDC. Min. 500 mA.
Hoortoestellen moeten niet uitgerust worden met eartips/
cerumenfilters wanneer deze gebruikt worden door cliënten
met een geperforeerd trommelvlies, ontstoken gehoorgang of
wanneer de holtes van het middenoor op een andere manier
87