Functies en gebruik van dubbele console met CAN-trackpad
Consolebediening met twee hendels en CAN-trackpad: Functies en bediening
1.
Schakelen en gas worden geregeld door de bedieningshendel te bewegen. Duw de bedieningshendel naar voren
vanuit neutraal tot de eerste arreteerstand om de versnelling in vooruit te zetten. Blijf de hendel naar voren duwen als
u het toerental wilt verhogen. Trek de bedieningshendel naar achteren vanuit neutraal tot de eerste arresteerstand om
de versnelling in achteruit te zetten. Trek hem verder naar achteren om de snelheid te verhogen.
2.
Trimschakelaar (indien aanwezig) - Met het indrukken van de trimschakelaar kunt u de motor omhoog en omlaag
trimmen.
3.
Neutraallampjes - De neutraallampjes lichten op wanneer de versnelling van de motor in neutraal staat. De ledjes
knipperen als de motor in de modus Alleen-gas staat.
NB: De positie van de versnelling wordt bepaald door de positie van de schakelhefboom op de motor, niet door de
positie van de bedieningshendel.
4.
Knop TROLL (langzaam varen) - Door op de knop TROLL te drukken, activeert u de regeling voor langzaam varen.
Met de langzaam varen-regeling kan de bestuurder het motortoerental instellen voor langzaam varen of
manoeuvreren. Om de functie te activeren, zet u de bedieningshendels in de voorste arreteerstand en drukt u op de
knop. Gebruik de knoppen met – of + om het toerental te verlagen of te verhogen, tot maximaal 1000 omw/min. Als de
regeling voor langzaam varen op een gewenst toerental is ingesteld en daarna wordt uitgezet, onthoudt het systeem
het ingestelde toerental en keert het naar dat toerental terug wanneer u de regeling voor langzaam varen weer
inschakelt. Om de langzaam varen-regeling uit te schakelen, drukt u op de knop TROLL, u zet de gashendel naar een
andere stand of schakelt de motor naar neutraal.
5.
Knop Transfer - Als de knop TRANSFER wordt ingedrukt, kan de bediening van de motor worden overgedragen vanaf
een ander dashboard. Zie Besturingsoverdracht.
6.
Knop Dock (haven) - Als u op de knop DOCK drukt, wordt de aanlegmodus gestart. In de aanlegmodus wordt het
gasvermogen tot ongeveer 50% van het normale vermogen gereduceerd. Om de aanlegmodus uit te schakelen,
schakelt u de motor naar neutraal en drukt u op de knop DOCK.
7.
Knop alleen-gas - Hiermee kan de bootbestuurder het motortoerental opvoeren om warm te draaien, zonder de motor
in versnelling te schakelen. Om de motor op alleen-gas te zetten, plaatst u de bedieningshendel in neutraal. Druk de
knop Alleen-gas in terwijl u de bedieningshendel vooruitzet naar de voorste arreteervoorziening. De hoorn klinkt een
keer en het neutraallampje begint te knipperen. De hoorn klinkt twee keer als de functie alleen-gas is ingeschakeld.
Zet de gashendel vooruit om het motortoerental te verhogen. Om de functie uit te schakelen, zet u de
bedieningshendel weer in neutraal en drukt u op de knop Alleen-gas. Het motortoerental is begrensd om schade aan
de motor te voorkomen.
8.
Knop 1 Lever (1 hendel) - Als u op deze knop drukt, wordt het systeem in de modus met enkele hendel gezet. In deze
modus kunt u de gas- en schakelfuncties voor beide motoren regelen met de bedieningshendel voor bakboord. Om de
modus met enkele hendel uit te schakelen, schakelt u de motor naar neutraal en drukt u op de knop 1 LEVER.
8M0086732
AUGUSTUS 2013
nld
Hoofdstuk 2 - Vertrouwd raken met uw motorinstallatie
N
R
F
3417
22132
Bladzijde 29