7 | Machine gebruiken
Zaaidiepte controleren
3. Hydraulica van de 3-puntslift op de zweefstand
zetten.
4. Tractoraftakas inschakelen. De tractoraftakas
alleen in stationair bedrijf of bij laag
tractormotortoerental langzaam inkoppelen.
Om de instelling van de machine te controleren:
5.
30 m op werksnelheid zaaien en het werkbeeld
controleren.
AANWIJZING
Een machinestilstand, bijvoorbeeld na het
laden met zaaigoed, gebruiken voor een
visuele controle van de machine:
Zaaidiepte
Zaaischijven
Doseerunit
7.5 Zaaidiepte controleren
1. Fijne aarde 1 boven het zaaigoed 2
verwijderen.
2. Zaaidiepte 3 bepalen.
3. Zaaigoed weer bedekken met fijne aarde.
4. Zaaidiepte op meerdere plaatsen in langs- en
dwarsrichting van de machine controleren.
7.6 Op de wendakker keren
AANWIJZING
Als de machine wordt opgetild, wordt de dosering
uitgeschakeld.
Om dwarsbelastingen bij het keren op de
1.
wendakker te vermijden:
Machine oplichten.
114
3
2
MG7371-NL-NL | A.1 | 30.01.2023 | © AMAZONE
CMS-T-00004517-D.1
1
CMS-I-00003257
CMS-T-00008416-A.1