Accu monteren
1. Plaats de accu in de bak met de accupolen weg uit de
buurt van het bedieningspaneel (Figuur 43).
2. Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van
de accu.
3. Bevestig de minkabel aan de minpool (–) van de accu.
4. Bevestig de kabels met 2 bouten (1/4 x 3/4 inch),
ringen (1/4 inch) en moeren (1/4 inch) (Figuur 43).
5. Schuif het rode stofkapje voor de accupool op de
pluspool (rood) van de accu.
6. Zet de accu vast met de bevestigingsband (Figuur 43).
Onderhoud van de zekeringen
De elektrische installatie is beveiligd door middel van
zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een
zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of
circuit controleren op defecten of kortsluiting.
Zekering
• Hoofdleiding F1 - 30 A, steekzekering
• Laadcircuit F2 - 25 A, steekzekering
1. Til de stoel omhoog om toegang te krijgen tot de
zekeringhouder (Figuur 46).
2. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering
omhoog (Figuur 46).
1
Figuur 46
1. Relais
2. Alarm
3. Pluskabel van de accu
4. Accu
G005893
5. Zekeringhouder
6. Hoofdleiding - 30 A
7. Laadcircuit - 25 A
8. Open gleuven
Onderhoud
aandrijfsysteem
Bandenspanning controleren
Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de
voorgeschreven spanning hebben. Een ongelijke
bandenspanning kan leiden tot onregelmatige
maairesultaten. Controleer de spanning bij het ventiel
om de 50 bedrijfsuren of maandelijks, waarbij de kortste
periode moet worden aangehouden (Figuur 47). De
bandenspanning kan het best bij koude banden worden
gecontroleerd.
Achterbanden: 90 kPa (13 psi)
Voorwielen (zwenkwielen): 139 kPa (35 psi)
1. Ventiel
36
Figuur 47