4. Verwijder de motorkap en de motorleiding om bij de
motoronderdelen te kunnen komen.
5. Maak de slangklem op het brandstoffilter los en
schuif deze over de brandstofslang weg van het
brandstoffilter (Figuur 42).
1. Slangklem
2. Brandstofslang
6. Trek de brandstofslang van het brandstoffilter
(Figuur 42).
7. Open de brandstofafsluitklep. Laat de benzine in
een benzineblik of opvangbak lopen (Figuur 41).
Opmerking: Omdat de tank nu toch leeg is, is dit
een uitstekend moment om het brandstoffilter te
vervangen.
8. Steek de brandstofslang op het filter. Schuif de
slangklem dicht op het filter om de brandstofslang
vast te zetten (Figuur 42).
Brandstoffilter vervangen
Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren
of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden.
Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan
de brandstofslang monteren.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak
en schakel de aftakas uit.
2. Zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand,
schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten.
3. Open de brandstofafsluitklep onder de voorzijde
van de brandstoftank.
4. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar
toe en schuif ze weg van het filter Figuur 42).
Figuur 42
3. Filter
5. Trek het filter uit de brandstofslangen.
6. Monteer het nieuwe filter zodanig dat de pijl voor
de stroomrichting van de brandstoftank af naar de
motor wijst en schuif de slangklemmen terug tot
dicht bij het filter (Figuur 42).
7. Open de brandstofafsluitklep.
33