Bediening
5.2 Sensor datalogger
5.3 Diagnosemenu sensor
SELECT SENSOR
ERROR LIST
(foutenlijst)
WARNING LIST
(waarschuwingslijst)
5.4 Menu Sensor setup (Sensor instellen)
SENSOR SETUP (sensorinstelling) (indien er meer dan een sensor is aangesloten)
CALIBRATE (kalibreren)
PERFORM CAL (kalibratie
uitvoeren)
VERIFICATION (verificatie)
0 ELECTRONICS
CAL HISTORY ( kalibratie
geschiedenis)
CONFIGURE (configureren)
BUBBLE REJECT (bubbel
afwijzen)
SIGNAL AVG
(signaalgemiddelde)
MEAS UNITS (Meeteenheden)
EDIT NAME (bewerkingsnaam)
SET RESOLUTION (resolutie
instellen)
DATALOG INTRVL
26
De controller levert twee gegevenslogboeken (één voor elke sensor) en
twee gebeurtenislogboeken (één voor elke sensor). De datalogs slaan de
metinggegevens op, op geselecteerde intervallen. In het
gebeurtenissenlogboek worden verschillende gebeurtenissen op de
apparaten opgeslagen, zoals configuratiewijzigingen, alarmen en
waarschuwingen. De gegevensregistraties worden opgeslagen in een
gecomprimeerd binair formaat; de gebeurtenissenregistraties worden
opgeslagen in csv-formaat. De logs kunnen worden gedownload via de
digitale netwerkpoort, servicepoort of de IrDA-poort. DataCom (Cat. Nr.
59256-00 of downloaden van www.hach.com) is nodig om logboeken te
downloaden naar een computer. Als de dataloggingsfrequentie is ingesteld
op intervallen van 15 minuten, kan het instrument ongeveer zes maanden
gegevens blijven opslaan.
1.
2.
3.
4.
Zie
section 7.1 on page
47.
Zie
section 7.2 on page
47.
Kalibratie met 4000 NTU-stamoplossing
Voer een verificatie uit, stel de goedkeurings- en afkeuringscriteria in en bekijk de verificatiegeschiedenis.
Elektronica op nul zetten
Bekijk de laatste 12 ingevoerde kalibraties. Bevestig om door te gaan naar de volgende ingave. Zie
voor meer informatie.
Kies Ja of Nee om de luchtbelonderdrukking in/ of uit te schakelen. Default: Ja
Kies niet middelen of geef de tijdsduur aan voor signaalgemiddelde. Beschikbare opties zijn: geen middeling, 6 sec., 30
sec., 60 sec. of 90 sec. De standaardinstelling is 30 seconden.
Selecteer de gewenste meeteenheden voor weergave. Kies uit mg/L, NTU, FTU en NO UNITS (GEEN EENHEDEN).
Default: NTU
Voer een naam in van maximaal 12 tekens. De naam kan uit elke combinatie van symbolen, letters en cijfers bestaan.
Bevestig als het invoeren voltooid is. De naam zal worden weergegeven op de statusregel boven de meetwaarde op het
hoofdscherm. Standaard is SS7.
Stel het aantal belangrijke tekens weer voor weergave. Standaard is één significant cijfer.
Kies de hoeveelheid tijd tussen het opslaan van datapunten naar het datalog. Default: 15 min.; Opties: 5 seconden, 30
seconden, 1 minuut, 2 minuten, 5 minuten, 10 minuten, 15 minuten, 30 minuten, 60 minuten of 4 uur.
Selecteer vanuit het Hoofdmenu SENSOR SETUP en bevestig.
Geef de juiste sensor aan als meer dan één sensor is aangesloten en
bevestig.
Selecteer CONFIGURE (configureren) en bevestig uw keuze.
Selecteer het dataloginterval (5 seconden, 30 seconden, 1 minuut, 2
minuten, 5 minuten, 10 minuten, 15 minuten, 30 minuten, 60 minuten
.
of 4 uur). Bevestig
section 5.6 on page 32