Hoofdstuk 1 Specificaties Deze worden zonder melding aan wijzigingen onderworpen. Specificaties Golflengte 860 nm Parameter Troebelheid Droge stof Gecombineerde meervoudige straal die met IR-diodesysteem en straalrichting lichttechnieken afwisselt 2-kanaals 90°-strooilichtmeting Meetprincipe overeenkomstig DIN EN 27027 / ISO Gemodificeerde absorptiemeting 7027; bijkomende verificatie van Zes-kanaals meervoudige hoekmeting meetwaarde door zes-kanaals meervoudige hoekmeting...
Hoofdstuk 2 Algemene informatie Veiligheidsinformatie Lees de gehele gebruikershandleiding aandachtig door voordat u het instrument uitpakt, instelt of bedient. Let op alle mededelingen waarbij "gevaar", "waarschuwing" of "voorzichtig" staat. Wanneer u dit nalaat, kan dit leiden tot ernstig letsel bij de gebruiker of beschadiging van het instrument.
Algemene informatie Overzicht van product De TSS Portable is een handmeetinstrument voor de analytische bepaling van troebelheid en droge stof in waterhoudende media. Meetinstrument Het instrument slaat de geregistreerde gegevens op onder de desbetreffende kalibratiecurve. Er kunnen vier kalibratiecurves voor droge stof (C-DS1, C-DS2, C-DS3, C-DS4) en één kalibratiecurve voor troebelheid (C-TU) worden geselecteerd.
Afbeelding 1 Inhoud van de productset TSS Portable handmeetinstrument Adapterstekker VK Sensor met kabel van 10 m (32,8 ft) Adapterstekker AUS Oplader met aangebrachte EU-adapterstekker De batterijlader moet voldoen aan lokale en nationale veiligheidsvoorschriften en mag geen onderdeel zijn van de verzending.
Installatie Gevoed door oplaadbare batterijen WA A R S C H U W I N G Brand- en explosiegevaar. Gebruik uitsluitend oplaadbare NiMH-batterijen en plaats de batterijen op de juiste wijze in het batterijvak. Als u de NiMH-batterijen niet op de juiste manier aanbrengt, kan dit leiden tot beschadiging van het instrument, brand of explosies.
Installatie Afbeelding 2 De oplaadbare batterijen aanbrengen Vergrendeling Batterijhouder Batterijvak Oplaadbare batterijen Batterijklem 3.2.2 De oplader installeren WA A R S C H U W I N G Brand- en explosiegevaar. Gebruik alleen de batterijoplader LZY607 om de oplaadbare NiMH-batterijen op te laden. 1.
Installatie Afbeelding 3 De adapter vervangen Oplader De adapter verwijderen De batterijlader moet voldoen aan lokale en nationale veiligheidsvoorschriften en mag geen onderdeel zijn van de verzending. Als de lader geen onderdeel is van de verzending, laad de batterijen dan op met een lader die beschikbaar is in uw land. Zorg dat de lader overeenkomt met de batterijspecificaties.
Pagina 13
Installatie Afbeelding 4 De oplaadbare batterijen opladen Oplader Rode/gele LED knippert: foutstatus Laadstekker Groene LED knippert: batterijen worden opgeladen Groene LED is aan: batterijen zijn volledig opgeladen Laadaansluiting De batterijlader moet voldoen aan lokale en nationale veiligheidsvoorschriften en mag geen onderdeel zijn van de verzending. Als de lader geen onderdeel is van de verzending, laad de batterijen dan op met een lader die beschikbaar is in uw land.
Installatie De sensor aansluiten Verwijder de beschermkap en sluit de stekker van de sensor aan op het instrument (Afbeelding Afbeelding 5 De stekker van de sensor aansluiten op het instrument Stekker van de sensor De sensor aansluiten Het instrument aan- en uitzetten 1.
Installatie 3.4.1 Een nieuwe sensor registreren Als er tijdens de eerste installatie een nieuwe sensor wordt aangesloten, wordt de foutmelding "Incorrect probe" (onjuiste sensor) weergegeven. 1. Selecteer en bevestig uw keuze met (Enter/aan). MENU ENTER/ON 2. Selecteer (systeem) en bevestig uw keuze met (Enter/aan).
Hoofdstuk 4 Starten Overzicht systeem starten 1. Schakel het meetinstrument in (paragraaf 3.4, pagina 14). 2. Sluit de sensor aan op het meetinstrument (paragraaf 3.3, pagina 14). 3. Stel de tijd/datum, weergave, eenheden, taal en integratietijd in (paragraaf 4.3, pagina 19).
Starten 4.2.2 Display In de basisinstelling toont het display de belangrijkste meetvariabelen, de datum en de tijd (Afbeelding 7). Het kan worden ingesteld op een door de gebruiker gedefinieerde wijze, paragraaf 4.5, pagina Tabel 1 In het menu navigeren Navigatietoets Beschrijving Navigatietoets RECHTS/LINKS De navigatie geschiedt met de navigatietoetsen RECHTS/LINKS.
Starten 4.2.2.1 Opvragen van interne informatie Informatie over de sensor en het instrument kan rechtstreeks vanuit het hoofdmenu worden opgevraagd met de navigatietoetsen OMHOOG/OMLAAG De volgende informatie wordt weergegeven: a. Meetwaarde (homogeniteit in %) b. Laadniveau van de batterijen c. Diagnoseparameters, zoals: •...
Starten Het display instellen Het is mogelijk om de eerste twee regels van het display op een door de gebruiker gedefinieerde wijze aan te passen. In de standaardinstelling toont de eerste regel de hoofdmeetvariabele en de tweede regel de datum en tijd. 1.
Starten Kalibratie Voor troebelheidsmetingen is reeds een standaardcurve C-TU in de sensor opgeslagen. Kalibratie is niet nodig. Voor drogestofmetingen is echter kalibratie vereist om de ruwe meetsignalen te verwerken tot een gekalibreerde weergave (zie paragraaf 5.1, pagina 25). Een nauwkeurige drogestofmeting is niet mogelijk zonder kalibratie.
Pagina 22
Starten Kalibreer curve C-DS1: 7. Selecteer (geheugen) en bevestig uw keuze met MEMORY ENTER/ON 8. Laat de sensor in een bak met een homogeen monster zakken. 9. Selecteer (punt 1) en bevestig uw keuze met terwijl u het POINT 1 ENTER/ON meetmedium met de sensor omroert.
Starten 4.8.2.2 Praktisch voorbeeld voor troebelheidsmetingen Voor troebelheidsmetingen is een standaardcurve C-TU opgeslagen. 1. Sluit de sensor aan op het instrument. 2. Om het instrument in te schakelen, houdt u 2 seconden lang ingedrukt. ENTER/ON 3. Selecteer (lezen) en bevestig uw keuze met READ ENTER/ON 4.
Hoofdstuk 5 Bediening Kalibratie Troebelheidsmetingen hoeven niet te worden gekalibreerd, aangezien er een gestandaardiseerde kalibratiecurve conform ISO 7027 is opgeslagen in het instrument. Het is mogelijk om een klantspecifieke kalibratie van de troebelheidscurve te creëren. Als de standaardcurve is gewijzigd, verschijnt er een sterretje (*) voor het meetpunt. Drogestofmetingen moeten ter plaatse worden gekalibreerd.
Bediening 5.1.2 Kalibreren Het instrument kan één troebelheidscurve en maximaal vier kalibratiecurves voor droge stof opslaan. Dit maakt metingen in media met verschillende kwaliteitsniveaus mogelijk. Aan elk meetpunt afzonderlijk kan één van de opgeslagen kalibratiecurves worden toegewezen. 1-puntskalibratie Voor het definiëren van een kalibratiecurve is één kalibratiepunt in het meetbereik van de sensor over het algemeen voldoende.
Bediening 13. Selecteer (*punt 1, 2 of 3) en bevestig uw keuze met *POINT… ENTER/ON...
Pagina 28
Bediening 14. Voer de in het laboratorium vastgestelde waarden in met de navigatietoetsen en bevestig uw keuze met ENTER/ON • Navigatietoets : naar de volgende/vorige decimale positie springen LINKS/RECHTS • Navigatietoets : nummer wijzigen OMHOOG/OMLAAG De in het laboratorium vastgestelde waarde wordt opgeslagen. Het hoofdmenu wordt weergegeven.
Bediening 5.1.3 Handmatige correctie van de kalibratiewaarde 1. Selecteer en bevestig uw keuze met MENU ENTER/ON 2. Selecteer (kalibreren) en bevestig uw keuze met CALIBRATE ENTER/ON Het instrument leest de sensorgegevens. 3. Selecteer de weergegeven curve en bevestig uw keuze met ENTER/ON 4.
Bediening 5.2.1 Kalibratiecurve selecteren Voordat de meting wordt gestart, moet de kalibratiecurve worden geselecteerd die overeenkomt met het meetpunt. 1. Selecteer en bevestig uw keuze met MENU ENTER/ON 2. Selecteer (kalibreren) en bevestig uw keuze met CALIBRATE ENTER/ON 3. Selecteer de weergegeven curve en bevestig uw keuze met ENTER/ON 4.
Bediening Gegevens voor een kalibratiecurve wissen 1. Selecteer de gewenste kalibratiecurve (zie paragraaf 5.2.1, pagina 30). 2. Selecteer (gegevens) en bevestig uw keuze met DATA ENTER/ON 3. Selecteer (meetpunt wissen) en bevestig uw keuze met DELETE MEP ENTER/ON Alleen de opgeslagen gegevens voor de geselecteerde kalibratiecurve worden gewist.
Hoofdstuk 6 Onderhoud V O O R Z I C H T I G Gevaar voor ogen en huid door chemische of biologische stoffen. Alleen bevoegd personeel mag de in dit deel van de gebruikershandleiding beschreven taken uitvoeren. Hoe schoner de meetvensters in de sensorkop des te nauwkeuriger de meetresultaten! Het instrument reinigen Reinig het instrument met een vochtige, niet-pluizende doek.
Hoofdstuk 7 Storingen, oorzaken en oplossingen Foutmeldingen Probleem/displayscherm Oorzaak Actie – Sluit de sensor aan – Controleer de aansluiting op de De sensor is niet aangesloten op het Communication with probe sensor instrument – Controleer of het sensornummer juist Waarden kunnen niet worden EEPROM error Zet het instrument uit en weer aan opgeslagen...
Pagina 36
Storingen, oorzaken en oplossingen Informatiemeldingen Display Oorzaak Meten/opmerking De meetwaarde valt buiten de norm De waarde is hoger dan de DIN-norm Manufacturer standard (uitsluitend voor troebelheid) van 4000 FNU (NTU)