7
DIGITAL PRO MIXER DDM4000 Gebruiksaanwijzing
2.3 De crossfader-sectie
(23)
(21)
(22)
(20)
Afb. 2.3: De crossfader-sectie
(20) De verwisselbare crossfader dient voor het faden van de signalen,
die de crossfader-zijden A en B toegewezen zijn. De toewijzing
van de stereokanalen en de sampler vindt plaats met de
CF Assign-tasters (10) resp. (65) .
(21) De CF ON-taster activeert de crossfader. Wanneer deze taster niet ingedrukt is,
komen de signalen van de aparte kanalen direct op de main-uitgangen.
(22) Op beide zijden van de crossfader zijn drie Kill-tasters (HIGH, MID en LOW),
die een complete verlaging resp. uitschakelen van het betreffende
frequentiebereik mogelijk maken. In de Crossfader Setup (zie hoofdst.
3.4.2) kan een speciale X-OVER modus geactiveerd worden, die de
functionaliteit van de crossfader in verbinding met de Kill-tasters aanzienlijk
vergroot. Meer daarover in hoofdstuk 3.4.1.
(23) Een druk op de FULL FREQ-taster heft alle verlagingen van de KILL EQ (22)
weer op.
(24) Met de CURVE-regelaar kun je het regelgedrag van de crossfader
traploos veranderen.
Met de REVERSE-functie kun je de werkrichting van de crossfader omkeren.
Op deze manier kun je bliksemsnel tussen kanaal A en B wisselen.
(25) REVERSE HOLD brengt een bestendige reverse-functie teweeg.
De crossfader regelt nu de zijden A en B omgekeerd,d.w.z. A ligt rechts
en B links.
(26) REVERSE TAP brengt een kortstondige reverse-functie teweeg, d.w.z.
A en B zijn zo lang verwisseld, als de TAP-taster ingedrukt wordt.
Met de BOUNCE TO MIDI CLOCK-functie wordt een automatisch,
snel overvloeien van de crossfader in het ritme van de muziek ("Bouncing")
gerealiseerd. Als referentie voor de Bounce-snelheid dient de MIDI Clock.
(27) Met een druk op de BOUNCE TO MIDI CLK-taster start je het Bouncing.
Zodra je op deze toets hebt gedrukt, springt het signaal voortdurend
van A naar B en terug, en wel in het met de BEAT-tasters (28)
voorgeselecteerde ritme.
(28) Met de BEAT-tasters kies je de Bounce-snelheid. Deze kan tussen één en
16 beats bedragen.
(29) Deze LEDs tonen het gekozen aantal beats.
◊
Een uitvoerige beschrijving van deze functie tref je aan in
hoofdstuk 3.4.3.
(29)
(28)
(27)
(26)
(25)
(24)
2.4 De main- en phones-sectie
(30)
(33)
(31)
(32)
(34)
(35)
(36)
(37)
(39)
(38)
(40)
Afb. 2.4: De main- en phones-sectie
MAIN OUTPUT:
(30) De OUTPUT A-regelaar bepaalt het volume op de uitgang A ( (73) ).
(31) Voor het regelen van het stereopanorama is er voor de uitgang A een
BALANCE-regelaar.
(32) De OUTPUT B-regelaar bepaalt het volume op de uitgang B ( (74) ).
(33) De sterk scheidende, van 22 cijfers voorziene OUTPUT LEVEL-aanduiding
toont het niveau van het uitgangssignaal op de OUTPUT A.
(34) ULTRAMIZE ON/OFF-taster: De Ultramizer is een effect, dat door
dynamische compressie de luidheid en het toepassingsvermogen verhoogt.
In de Ultramizer Setup (zie hoofdst. 3.5.1) kun je de ultramizer bewerken.
(35) Met de LOAD-taster kun je de gebruikersinstellingen van de hele mixer
(User Setting) laden. Bij het inschakelen van het apparaat wordt altijd de
setting geladen, die op het moment van uitschakelen actief was. Voor het
opslaan en laden van User Settings zie hoofdst. 3.5.2.
PHONES:
(36) Sluit een koptelefoon aan aan de PHONES-bus (6,3-mm-stereojacket).
(37) De OUTPUT-regelaar bepaalt het volume in de koptelefoon.
(38) Met de MIX-regelaar bepaal je de balans tussen PFL- en PGM-signaal
(PFL = Pre Fader listening, faderonafhankelijk vooraf beluisteren van
aparte kanalen; PGM = Programme, Mastersignal). Bij een aanslag links
hoor je uitsluitend het PFL-signaal, bij een aanslag rechts alleen het
mastersignaal. In de posities daar tussenin kan een mix uit beide signalen
ingesteld worden.
(39) De PUNCH EQ dient als hulp bij het synchroniseren van twee tracks.
Je kunt je daarbij oriënteren op de snare en/of bassdrum. Druk op de
SNARE of BASS-taster, om de gewenste signaalaandelen in de koptelefoon
te accentueren.