Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Behringer DIGITAL PRO MIXER DDM4000 Gebruiksaanwijzing pagina 19

Inhoudsopgave

Advertenties

19
DIGITAL PRO MIXER DDM4000 Gebruiksaanwijzing
In het display wordt de volgende informatie getoond:
A
Hier worden het effecttype alsook de parameterwaarde getoond.
B
Hier wordt de berekende snelheid in BPM (beats per minuut)
getoond. Hier kan ook informatie over de signaaltoewijzing en de Tap-
functie afgelezen worden.
C
In deze sectie wordt rechts de waarde van de BPM synchrone
effectparameter in beats getoond. Links ernaast wordt de activiteit van de
Kill-functie in de effectweg getoond.
D
Deze informatie behoort tot de sampler resp. MIDI Clock (zie hoofdst. 5).
4.2 De effectsectie
(41)
(46)
(47)
(48)
(50)
(45)
(44)
(43)
(49)
(42) (53) (52)
Afb. 4.2: De effectsectie (hier: FX 1)
4.2.1 Signaalbron kiezen
Om een effect te kunnen gebruiken, dien je eerst aan het effectapparaat een
signaalbron toe te wijzen. Deze toewijzing geldt ook voor de BPM Counter.
Mogelijke ingangsbronnen zijn:
INPUT 1 – INPUT 4:
Stereokanalen 1 tot 4.
MUSIC:
Signaal van de stereosom (Main-signaal)
CHAIN:
CHAIN wijst het effect aan het signaal van de
telkens andere effectsectie toe, zodat 2 effecten
achter elkaar geschakeld zijn.
Signaalkeuze voor FX 1:
1) Druk op de FX 1 ASSIGN-taster (43) .
2) Draai aan de rechter PARAMETER-regelaar (45) , om een signaalbron uit de
lijst te kiezen.
3) Druk op de linker PARAMETER-regelaar, om de keuze te bevestigen.
(51)
Signaalkeuze voor FX 2:
1) Druk op de FX 2 ASSIGN-taster (43) .
2) Draai aan de rechter PARAMETER-regelaar (45) , om een signaalbron uit de
lijst te kiezen.
3) Druk op de rechter PARAMETER-regelaar, om de keuze te bevestigen.
4.2.2 Effect activeren
1) Druk op de FX ON-taster (42) , om het effect in te schakelen. De FX ON-taster
en de EFFECT/BAND-taster (46) tot (48) knipperen.
2) Draai de DEPTH-regelaar langzaam naar rechts, totdat het effect in de
gewenste mate hoorbaar is.
De Kill-functie in de effectweg:
Als een bijzonder effectieve aard van de vervreemding kun je aparte
frequentiegebieden uit de effectbewerking nemen. Je kunt je dat zo voorstellen,
dat in de signaalweg naar het effectapparaat nog drie Kill-tasters voorhanden
zijn. Wanneer alle frequentiebanden actief zijn, knipperen bij ingeschakeld
effect alle EFFECT/BAND-tasters blauw. Door te drukken op deze tasters kun je de
frequentiebanden één voor één "killen". De status van de killfunctie wordt ook in
het display getoond.
Druk op een van de EFFECT/BAND-tasters ( (46) , (47) , (48) ) bij ingeschakeld
effect. De taster-LED van de gedeactiveerde band gaat uit.
4.2.3 Een effect kiezen
Er staan negen effecttypen ter beschikking. De effecttabellen in hoofdstuk 4.1.4
geven een overzicht over de mogelijke effecten en hun regelbare parameters.
1) Druk op de SELECT-taster (46) . In het display worden alle
effecttypen opgesomd.
2) Draai aan de PARAMETER-regelaar (45) , om een effecttype te kiezen.
3) Druk op de PARAMETER-regelaar, om het effecttype te laden.
4.2.4 Effectbeschrijvingen
Hier tref je een beschrijving van alle effecten inclusief van alle veranderbare
parameters aan. (BPM-synchroniseerbare parameters zijn cursief gedrukt.)
De tabellen tonen, met welke bedieningselementen de parameters
veranderd kunnen worden. De effectbewerking wordt in hoofdstuk
4.1.5 beschreven. De bewerking van BPM-synchrone parameters wordt in
hoofdstuk 4.1.6 beschreven.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave